Translation: Geert F.M.H. Hofman
Het doel van dit boek is om geld en de menselijke economie net zo heilig als al het andere in het universum te maken.
Vandaag de dag associëren we geld met het profane en dat is niet zonder reden. Als er al iets heilig is op deze wereld dan is het beslist niet geld. Geld lijkt de vijand te zijn van onze betere, hogere instincten, wat duidelijk wordt telkens wanneer de gedachte “dat kan ik me niet veroorloven” de impuls voor vriendelijkheid of generositeit blokkeert. Geld lijkt de vijand van schoonheid te zijn, zoals de neerbuigende term “uitverkoop” demonstreert. Geld lijkt de vijand te zijn van elke waardige sociale en politieke hervorming, daar de macht van bedrijven de wetgeving richting het vergroten van hun eigen winsten stuurt. Het lijkt erop dat geld de aarde vernietigt, wanneer we de oceanen, wouden, bodem en elke soort op aard plunderen teneinde een oneindige hebzucht te voeden.
In elk geval sinds Jezus de geldwisselaars uit de tempel gooide, hebben we het gevoel dat er iets onheilig aan geld is. Wanneer politici geldelijk gewin nastreven in plaats van de publieke zaak te dienen, noemen we hen corrupt. Bijvoeglijke naamwoorden zoals “vuil” en “smerig” en uitdrukkingen als “slijk der aarde” schijnen op een natuurlijke wijze geld te beschrijven. Monniken worden verondersteld er weinig mee van doen te hebben. “Je kunt niet God dienen èn de mammon.”
Tegelijkertijd kan niemand ontkennen dat geld ook een mysterieuze, magische eigenschap heeft: het vermogen om menselijk gedrag te veranderen en om menselijke activiteiten te coördineren. Sinds de vroegste tijden hebben denkers zich erover verwonderd dat slechts een merkteken in staat was dit vermogen te verlenen aan een schijf metaal of een strook papier. Wanneer we naar de ons omringende wereld kijken is het helaas moeilijk de conclusie te vermijden dat de magie van geld een boosaardige magie is.
Het is overduidelijk dat, indien we geld in iets heiligs willen veranderen, alleen een complete revolutie van het geld volstaat, een transformatie van zijn essentiële aard. Het is niet slechts onze houding ten aanzien van geld die moet veranderen, zoals sommige zelf-hulpguru’s ons willen laten doen geloven. Veel meer zullen we andere soorten geld creëren die veranderde attitudes belichamen en versterken. De Heilige Economie beschrijft dit nieuwe geld en de nieuwe economie die eromheen zal ontstaan. Het verkent eveneens de metamorfose van de menselijke identiteit, die zowel oorzaak als gevolg van de transformatie van geld is. De veranderde attitudes, waarvan ik spreek , gaan tot de kern van wat het betekent om mens te zijn. Onder andere betreft dit de zin van ons leven, de rol van de mensheid als geheel op onze planeet, de relatie tussen elk individu en de menselijke en natuurlijke gemeenschap, zelfs wat het is om een individu te zijn, een Zelf. Per slot van rekening ervaren we geld (en bezit) als een extensie van onszelf. Vandaar het bezittelijk voornaamwoord “mijn” om het te beschrijven, wat hetzelfde is dat we gebruiken om onze armen en hoofden aan te duiden. Mijn geld, mijn auto, mijn hand, mijn lever. En denk eens aan de onmacht die we voelen wanneer we zijn beroofd of “besodemieterd”. Alsof een deel van ons eigen Zelf is weggenomen.
Een transformatie van geld van profaan naar sacraal, van het geld dat zo diep is verwoven met onze identiteit, dat zo’n centrale plaats heeft in hoe de wereld functioneert, zou inderdaad vergaande gevolgen hebben. Maar wat betekent het wanneer geld, of wat verder dan ook, heilig is? Het is op een cruciale wijze het tegenovergestelde van wat de betekenis van sacraal is geworden. Gedurende meerdere duizenden jaren zijn de concepten ‘sacraal’, ‘heilig’ en ‘goddelijk’ steeds meer naar iets gaan verwijzen dat gescheiden is van de natuur, de wereld en het vleselijke. Zo’n drie- à vierduizend jaar geleden zijn de goden begonnen te migreren van de meren, de wouden, rivieren en bergen naar de hemel, daarmee keizerlijke superheersers wordend van de natuur, in plaats van juist haar essentie te zijn. Zoals de goddelijkheid zich scheidde van de natuur, zo werd het onheilig om zich te veel met de wereldlijke zaken in te laten. Het menselijke wezen veranderde van een levende, belichaamde ziel in een seculier omhulsel, slechts een vergaarbak van de geest, wat zijn culminatie vindt in de Cartesiaanse notie, dat het bewustzijn de wereld observeert zonder er deel van uit te maken, alsook de Newtoniaanse God als klokkenmaker, die het universum heeft gecreëerd, als een klok heeft opgewonden en zich daarna terug heeft getrokken om de zaken op hun beloop te laten, die daarbij kosmische en natuurwetten volgen. Goddelijk zijn was bovennatuurlijk, immaterieel. Zou God zich überhaupt met de wereld bemoeien dan was het door wonderen, goddelijke interventies die in strijd zijn met de geldende natuurwetten.
Paradoxaal genoeg, is het dit afgescheiden, abstracte ding dat we ‘”Geest” noemen dat wordt verondersteld de wereld te bezielen. Vraag een religieus persoon wat er gebeurt wanneer een mens sterft en zij zal zeggen dat de ziel het lichaam heeft verlaten. Vraag haar wie ervoor zorgt dat het regent en dat de wind waait en ze zal zeggen dat het God is. Voor alle duidelijkheid, Galileo en Newton blijken God the hebben verwijderd uit deze alledaagse verschijningen op de wereld en leggen deze in plaats daarvan uit als het uurwerk van een omvangrijke machine met onpersoonlijke vorm en massa. Maar zelfs zij hadden de Horlogemaker nodig om het uurwerk aan het begin op te winden, om het universum te doordrenken met de potentiële energie op basis waarvan het sinds het begin heeft gedraaid. Dit concept kennen we ook vandaag de dag nog als de Big Bang, een oer-gebeurtenis, die de bron vormt van de “negatieve entropie”, die beweging en leven mogelijk maakt. In elk geval is de notie van Spirit in onze cultuur er een van iets dat gescheiden en niet van deze wereld is, dat echter op miraculeuze wijze in wereldse zaken kan interveniëren en dat deze zaken op een mysterieuze wijze bezielt en er richting aan geeft.
Het is enorm ironisch en van groot belang dat datgene, wat het meest in de buurt komt van het vroegere concept van het goddelijke, juist geld is. Het is een onzichtbare, onsterfelijke kracht die alle dingen omringt en stuurt, omnipotent en grenzeloos. Een onzichtbare hand die, zo wordt gezegd, de wereld bestuurt. Echter, geld is heden ten dage een abstractie, op zijn best symbolen op een stuk papier maar gebruikelijker zijn het bits in een computer. Het bestaat in een domein ver verwijderd van het stoffelijke. In dit domein is het gevrijwaard van de belangrijkste natuurwetten, want het kent geen verval en keert niet terug tot aarde zoals alle andere dingen doen. Het wordt behoed, onveranderlijk, in de kluizen en computerbestanden en het groeit zelfs in de tijd dankzij de rente. Het draagt de eigenschappen van eeuwig behouden blijven en altijd verdergaande toename, die beiden volstrekt onnatuurlijk zijn. De enige natuurlijke substantie die deze eigenschappen het dichtst benadert is goud, wat niet roest, niet dof wordt en niet vergaat. Vroeger werd goud daarom zowel als geld en als metafoor voor de goddelijke ziel gebruikt, dat wat niet kan worden vernietigd en wat onveranderlijk is.
De goddelijke eigenschap van geld, die van abstractie, van disconnectie van de echte wereld bestaande uit dingen, bereikte zijn hoogtepunt in de eerste jaren van de eenentwintigste eeuw toen de financiële economie zijn verankering in de reële economie verloor en een eigen leven kreeg. De onmetelijke vermogens van Wall Street waren niet verbonden met enige materiële productie, schijnbaar bestaand in een afgescheiden domein.
Naar beneden kijkend van hun Olympische hoogten noemden de financiers zich “meesters van het universum”. Ze kanaliseerden de krachten van de god die zij dienden om de massa’s fortuin te brengen of om hen te ruïneren, om letterlijk bergen te verzetten, wouden met de grond gelijk te maken, de loop van rivieren te veranderen en de opkomst en ondergang van hele naties te veroorzaken. Maar het geld toonde zich snel een grillige god. Terwijl ik deze woorden schrijf, lijkt het erop dat de in vertwijfeling toenemende rituelen van het financiële priesterschap, bedoeld om de god Geld tot bedaren te brengen, tevergeefs zijn. Net zoals de geestelijkheid van een in verval geraakte religie, manen zijn hun volgers aan tot nog grotere offers, onderwijl hun ongeluk wijtend aan zonde (hebzuchtige bankiers, onverantwoordelijke consumenten) danwel aan de mysterieuze caperiolen van God (financiële markten). Maar sommigen verwijten het reeds de priesters zelf.
Wat wij recessie noemen, zou door een vroegere cultuur “God die de wereld in de steek laat” kunnen zijn genoemd. Geld verdwijnt en daarmee een andere eigenschap van de geest: de bezielende kracht van het menselijke domein. Ten tijde van dit schrijven staan over de hele wereld machines stil. Fabrieken zijn tot stilstand gekomen, bouwmachines staan vervallen op bedrijventerreinen, parken en bibliotheken worden gesloten en miljoenen worden dakloos en lijden honger terwijl huizen leeg staan en voedsel wegrot in opslagloodsen. Maar alle menselijke en materiële werkeenheden om huizen te bouwen, voedsel te distribueren en om fabrieken te laten draaien zijn nog steeds in tact. Het is nogal iets immaterieels, die bezielende geest, die is gevlucht. Wat is gevlucht, is het geld. Dat is het enige wat mist. Zo niet-substantieel (in de vorm van elektronen in computers), dat nauwelijks kan worden gezegd dat het überhaupt bestaat. En toch zo machtig dat zonder dit de menselijke productiviteit tot stilstand komt. Ook op het niveau van het individu kunnen we de demotiverende effecten van een gebrek aan geld zien. Denk eens aan het stereotype van de werkloze man, bijna failliet, die in zijn onderhemd onderuitgezakt voor de TV bier drinkt, nauwelijks nog in staat om vanuit zijn stoel op te staan. Het schijnt dat geld zowel mensen als machines bezielt. En zonder geld zijn we moedeloos.
We realiseren ons niet dat ons concept van het goddelijke een god ertoe heeft aangetrokken, die precies bij dat concept past, en we hebben het soevereiniteit over de aarde gegeven. Door de ziel van het vlees te scheiden, de geest van het stoffelijke en God van de natuur, hebben we een heersende macht geïnstalleerd, die zielloos, vervreemdend, goddeloos en onnatuurlijk is. Dus wanneer ik het heb over geld heilig maken, roep ik niet een bovennatuurlijke instantie in het leven, die heiligheid in de inerte, profane objecten in de natuur injecteert. Veel meer kijk ik naar vroegere tijden, van voor de scheiding van materie en geest, toen heiligheid toebehoorde aan alle dingen.
En wat is het heilige? Het heeft twee aspecten: uniciteit en gerelateerdheid. Een heilig object of wezen is iets dat speciaal en uniek is. Het is daarom oneindig kostbaar, het is onvervangbaar. Het heeft geen equivalent en derhalve geen ‘eindige’ waarde, want waarde kan alleen door vergelijking worden bepaald. Geld, net als alle andere maten die er zijn, is een standaard voor vergelijking.
Uniek als het is echter, is het heilige desalniettemin onscheidbaar van alles dat bij het maken ervan betrokken was. Onscheidbaar van zijn historie en van de plaats die het inneemt in de matrix van al het zijn. Je denkt misschien nu dat werkelijk alle dingen en alle relaties heilig zijn. Dat mag dan wel waar zijn maar hoewel we dat intellectueel geloven, voelen we het niet altijd zo. Sommige dingen voelen heilig aan voor ons, andere dingen niet. Die dingen die ons heilig zijn noemen we ook heilig en hun ultieme doel is om ons aan de heiligheid van alle dingen te herinneren.
Vandaag de dag leven we in een wereld die beroofd is van zijn heiligheid, zodat bijzonder weinig dingen ons inderdaad het gevoel geven in een heilige wereld te leven. Gestandaardiseerde, in massaproductie vervaardigde identieke artikelen, huizen die uit eendere bakvormen lijken te komen, identieke voedingsmiddelen en anonieme relaties met medewerkers van allerlei instituties ontkennen allen de uniciteit van de wereld. De verre oorsprong van onze dingen, de anonimiteit van onze relaties en het gebrek aan zichtbare consequenties van de productie en afvoer van onze artikelen ontkennen allen de gerelateerdheid. En aldus leven we zonder de ervaring van heiligheid. Natuurlijk, van alle dingen waarvan we de heiligheid en gerelateerdheid ontkennen, staat geld bovenaan. Het hele idee van een munt komt voort uit het doel van standaardiseren, zodat elke drachme, shekel, yuan, mark, lira of gulden functioneel identiek zou zijn. Sterker nog, als een universeel en abstract medium voor uitwisseling, is geld gescheiden van zijn oorsprong, van zijn verbinding met materie. Een dollar is dezelfde dollar, onafhankelijk van wie je deze hebt ontvangen. We zouden het erg kinderachtig vinden, wanneer iemand een bedrag aan geld bij de bank zou storten en hij er bij het er weer afhalen een maand later zou opmerken: “Hey, dit is niet hetzelfde geld als ik gestort heb! De biljetten zijn niet dezelfde!”
Automatisch is dan een gemonetariseerd leven een profaan leven aangezien geld en de dingen die het koopt niet de eigenschappen van het heilige hebben. Wat is het verschil tussen een tomaat uit de supermarkt en een die in de tuin van mijn buren is gegroeid en die me is gegeven? Wat is het verschil tussen een prefab woning en een huis waarbij ikzelf heb bijgedragen aan het totstandkoming ervan en wat is gebouwd door iemand die mij en mijn leven begrijpt? De essentiële verschillen komen allen voort uit de specifieke relaties die de uniciteit van gever en ontvanger vormen. Wanneer het leven vervuld is van zulke dingen, geproduceerd met zorg, door een web van verhalen verbonden met mensen en plaatsen die we kennen, dan is het een rijk en voedend leven. In de huidige tijd gaan we ten onder in een oceaan van gelijkvormigheid, van onpersoonlijkheid. Zelfs producten die zijn aangepast aan de wensen van individuele cliënten zijn vaak vervaardigd in massaproductie en bieden slechts enkele permutaties van dezelfde bouwstenen. Deze gelijkheid doodt de ziel en maakt het leven goedkoop.
De aanwezigheid van het heilige is net als terugkeren naar een thuis dat er altijd al was en een waarheid die altijd al heeft bestaan. Het kan gebeuren wanneer ik een insect of een plant observeer, een symfonie van vogelgezang of kwakende kikkers hoor, wanneer ik modder tussen mijn tenen voel of een prachtig gemaakt object beschouw, wanneer ik de ogenschijnlijk onmogelijk gecoördineerde complexiteit in een cel of ecosysteem begrijp, wanneer ik synchroniciteit in mijn leven ervaar of een symbool herken, wanneer ik kinderen blij zie spelen of wanneer ik geraakt word door het werk van een genie. Hoe buitengewoon deze ervaringen ook mogen zijn, ze zijn op geen enkele wijze separaat van de rest van mijn leven. Hun kracht komt inderdaad voort uit de glimp, die zij me geven, van een reëlere wereld, een heilige wereld die ten grondslag ligt aan onze eigen wereld en die elkaar doordringen.
Wat betekent dit “thuis dat er altijd al was” en “een waarheid die altijd al heeft bestaan”? Het is de waarheid van de eenheid of de verbinding tussen alle dingen. Het gevoel is dat van participeren aan iets dat groter is dan jezelf, wat tegelijkertijd ook jezelf is. In de ecologie wordt dit het principe van interdependentie genoemd: alle wezens zijn voor hun overleven afhankelijk van het web van andere wezens dat hen omringt en wat uiteindelijk de hele planeet omvat. Het uitsterven van welke soort dan ook vermindert onze heelheid, onze eigen gezondheid, ons eigen Zelf, iets van onszelf gaat dan verloren.
Indien het heilige de poort is naar de onderliggende eenheid van alle dingen, is het net zo goed een toegangspoort tot de uniciteit en het bijzondere van elk ding. Een heilig object is uniek, het draagt in zich een unieke essentie, die niet tot een set generieke kwaliteiten kan worden gereduceerd. Dat is waarom reductionistische wetenschap de wereld van zijn heiligheid lijkt te beroven, aangezien alles een of andere combinatie wordt van een handvol generieke bouwstenen. Deze conceptie weerspiegelt ons economisch systeem, wat zelf hoofdzakelijk bestaat uit gestandaardiseerde generieke artikelen, functiebeschrijvingen, processen, gegevens, input en output en – het meest generieke van alles – geld, de ultieme abstractie. In vroegere tijden was dit niet het geval. Leden van stammen zagen elk wezen niet primair als lid van een categorie maar als een uniek, bezield individu. Zelfs rotsen, wolken en schijnbaar identieke regendruppels werden verondersteld voelende, unieke wezens te zijn. Producten die door de menselijke hand werden vervaardigd waren eveneens uniek. Zij droegen door hun onderscheidende onregelmatigheden de handtekening van de maker. Hier bestond de link tussen de twee kwaliteiten van het heilige: verbondenheid en uniciteit. Unieke objecten behouden het merkteken van hun oorsprong, hun unieke plaats in de grote matrix van het zijn, hun afhankelijkheid van de rest van de schepping voor hun bestaan. Gestandaardiseerde objecten, artikelen, zijn uniform en daarom niet ingebed in relatie.
In dit boek zal ik een visie van een geldsysteem en een economie beschrijven die heilig is, dat de wederzijdse gerelateerdheid en de uniciteit van alle dingen belichaamt. Niet langer zal het, feitelijk of alleen als zodanig waargenomen, gescheiden zijn van de onderliggende natuurlijke matrix. Het verenigt de lang gescheiden domeinen van al het menselijke en natuurlijke. Het is een extensie van ecologie die al zijn wetten gehoorzaamt en al zijn schoonheid in zich draagt.
Binnen elke institutie in onze beschaving, onafhankelijk hoe lelijk of corrupt, ligt de kiem van iets moois: dezelfde toon op een hoger octaaf. Geld vorm hierop geen uitzondering. Zijn oorspronkelijke doel was simpelweg om menselijke giften te verbinden met menselijke behoeftes zodat we allen in grotere overvloed zouden kunnen leven. Hoe in plaats daarvan geld eerder schaarste genereert dan overvloed, eerder afscheiding dan verbinding is een van de rode draden in dit boek. Ondanks wat het geworden is, kunnen we in het oorspronkelijke ideaal van geld als uitwisselingsagent een glimp opvangen van wat het op een dag weer heilig zal maken. We herkennen het uitwisselen van giften als een heilig moment, wat de reden is dat we instinctief van het geven van de gift een ceremonie maken. Heilig geld is dan een middel om te geven, een middel om de globale economie te doordrenken met de geest van de gift, die stam- en dorpsculturen regeerde en die dat nog steeds doet wanneer mensen dingen voor elkaar doen buiten de geld-economie.
De Heilige Economie beschrijft deze toekomst en geeft ook een praktische manier om daar te komen. Lang geleden werd ik doodmoe van het lezen van boeken die een bepaald aspect van onze samenleving kritiseerden zonder een positief alternatief te bieden. Daarna werd ik doodmoe van boeken die een positief alternatief boden dat onmogelijk te bereiken scheen, bijvoorbeeld: “We moeten de CO2-emissie met 90 procent reduceren.” Toen werd ik doodmoe van boeken die een aannemelijke manier boden om het alternatief te bereiken maar die dan niet beschreven wat ik persoonlijk kon doen om het te creëren. De Heilige Economie opereert op alle vier niveaus: het biedt een fundamentele analyse van wat er fout is gegaan met geld; het beschrijft een mooiere, betere wereld op basis van een andere soort geld en economie; het legt de collectieve acties uit, die noodzakelijk zijn om die wereld te creëren en de middelen waarmee dat kan worden bereikt; en het verkent de persoonlijke dimensies van de wereldtransformatie, de verandering in identiteit en zijn, wat ik “in de gift leven” noem.
Een transformatie van geld is niet de panacee voor alle kwalen van onze wereld. Het dient evenmin prioriteit te nemen boven andere gebieden van activisme. Slechts het herarrangeren van de bits in computers zal niet de bijzonder reële materiële en sociale vernietiging uitwissen, die de wereld kwelt. Tegelijkertijd kan het helende werk op geen enkel ander gebied zijn volle potentieel bereiken zonder een corresponderende transformatie van geld; zo diep is dat verwoven in onze sociale instituties en de gewoontes in onze levens. De economische veranderingen die ik beschrijf, zijn deel van een uitgestrekt, allesomvattende verschuiving dat geen enkel aspect van het leven onberoerd zal laten.
De mensheid staat pas aan het begin om de werkelijke omvang van de huidige crisis te bevatten. Indien de economische transformatie ,die ik zal beschrijven, wonderbaarlijk schijnt, dan klopt dat want er is niets minder dan een wonder nodig om onze wereld te helen. Op alle gebieden, van geld tot ecologisch helen, van politiek, tot technologie en medische wetenschappen behoeven we oplossingen die de grenzen van het mogelijke overschrijden. Gelukkig neemt onze kennis, van wat mogelijk is, toe nu de oude wereld uiteen valt en hiermee neemt eveneens onze moed toe alsook de bereidheid tot handelen. De huidige convergentie van crises, van geld, energie, onderwijs, gezondheid, water, bodem, klimaat, politiek, het milieu en wat niet meer, is een geboortecrisis, die ons uit de oude wereld verdrijft naar een nieuwe. Onvermijdelijk dringen deze crises onze persoonlijke levens binnen; onze werelden vallen uiteen, en ook wijzelf worden in deze nieuwe wereld, een nieuwe identiteit, geboren. Dit is waarom zoveel mensen een spirituele dimensie bespeuren aan de planetaire crisis, zelfs aan de economische crisis. We voelen dat “wat normaal is” niet meer terugkomt. Dat we in een nieuw “wat normaal is” worden geboren: een nieuw soort samenleving, een nieuwe relatie met de aarde, een nieuwe ervaring van het mens-zijn.
Ik draag mijn gehele werk op aan de mooiere wereld, waarvan onze harten zeggen dat deze mogelijk is. Ik zeg hier “harten” omdat ons verstand soms vertelt dat het niet mogelijk is. Ons verstand twijfelt eraan of dingen ooit veel anders zullen zijn dan wat onze ervaring ons heeft geleerd. Misschien heb je bij het lezen van mijn beschrijving van een heilige economie een gevoel van cynisme, minachting of wanhoop gehad. Misschien heb je de neiging gehad om mijn woorden van tafel te vegen als zijnde hopeloos idealistisch. Inderdaad kwam ik zelf in de verleiding om mijn toon te temperen, om het alles meer aannemelijk te maken, meer verantwoordelijk, meer in lijn met onze lage verwachtingen met betrekking tot wat het leven en de wereld kunnen zijn. Maar zo’n afzwakking zou niet de waarheid zijn geweest. Met de tools van het verstand zal ik delen wat zich in mijn hart bevindt. In mijn hart weet ik dat het mogelijk is om met z’n allen zo’n mooie economie en samenleving te creëren en dat inderdaad alles minder dan dit ons niet waardig is. Zijn we zo gebroken dat we iets minder dan een heilige wereld zouden willen nastreven?