Hoofdstuk 12: Negatieve-rente economie

Schuld kan eeuwig duren; rijkdom niet, want de fysieke dimensie is onderworpen aan de destructieve kracht van entropie – Frederik Soddy

Stel dat ik twaalf broden heb, en jij hebt honger. Ik kan niet al die broden opeten voor ze oud worden, dus geef ik jou er graag een aantal te leen. “Hier, neem deze zes broden”, zeg ik, “en als jij in de toekomst brood hebt, kun je me weer zes broden teruggeven.” Ik geef je nu zes verse broden, en jij geeft me ergens in de toekomst zes verse broden terug.

In een wereld waarin zaken die we nodig hebben en gebruiken vergaan, is delen een natuurlijk iets. De hamsteraar eindigt alleen, zittend op een berg oudbakken brood, roestige gereedschappen, en bedorven fruit, en niemand wil hem helpen, omdat hij niemand heeft geholpen. Geld is tegenwoordig evenwel niet hetzelfde als brood, fruit, of welk natuurlijk object ook, het is de enige uitzondering op de natuurlijke wet van de terugkeer, de wet van leven, dood, en wedergeboorte, die stelt dat alle dingen uiteindelijk terugkeren tot hun oorsprong. Geld vergaat niet in de loop der tijd, maar blijft in zijn fysieke abstractheid onveranderlijk, of groeit zelfs mettertijd, exponentieel, dankzij de macht van rente.

We associëren geld heel direct met het ‘zelf’. Zoals het woord “mijn” impliceert, beschouwen we ons geld haast als een verlenging van ons zelf, zodat we ons ”belazerd” voelen wanneer het ons wordt afgepakt. Geld schendt dus niet alleen de natuurlijke wet van terugkeer, maar ook de spirituele wet van vergankelijkheid. De associatie van iets dat voortduurt en groeit in de tijd met een ‘zelf’ dat ouder wordt, sterft en terugkeert tot de grond, houdt een illusie in stand. Hoewel we allemaal beter weten, stellen we ons op een of andere manier voor dat door rijkdom toe te voegen, we iets aan ons zelf toevoegen, en de onvergankelijkheid van geld verkrijgen. We bergen het op voor de oude dag, alsof we daardoor ons eigen verval voorkomen. Wat zou het effect zijn van geld dat, net als alle andere dingen, vervalt, en terugkeert naar zijn oorsprong?

We hebben exponentieel groeiend geld vastgehecht aan een zelf en een wereld die noch exponentieel en zelfs niet linear, maar cyclisch zijn. Het resultaat is, zoals ik beschreven heb, competitie, schaarste, en de concentratie van rijkdom. Het antwoord op de vraag die ik eerder stelde, “Wat is er mis gegaan met dit prachtige idee genaamd geld, dat menselijke giften en menselijke behoeften kan verbinden?“ komt voor een groot deel neer op rente, woekeren.

Rente is evenwel geen geïsoleerd verschijnsel, dat anders had kunnen zijn als we op een bepaald moment maar een wijzere keus hadden gemaakt. Het is onverbrekelijk verbonden met ons gevoel van zelf, het afgescheiden zelf in een objectief universum, wiens evolutie gelijk loopt aan de evolutie van geld. Het is geen toeval dat de eerste hoog-gemonetariseerde samenleving, het oude Griekenland, tevens de geboorteplaats was van het moderne concept van het individu.

Dit diepgaande verband tussen geld en ons bestaan is goed nieuws, omdat de menselijke identiteit momenteel een fundamentele metamorfose ondergaat. Welke soort geld zal consistent blijken met het nieuwe zelf, met het verbonden zelf, en met een wereld waarin we steeds vaker de waarheid van onderlinge verbondenheid beseffen: dat meer voor jou meer voor mij is? Vanwege de bepalende rol van de rente, nemen we als eerste alternatief geld-systeem een systeem in overweging dat deze rente structureel elimineert, of zelfs het tegenovergestelde van rente met zich meebrengt. Immers, wanneer rente competitie, schaarste en polarisatie veroorzaakt, creëert het tegenovergestelde dan niet samenwerking, overvloed en gemeenschap? En als rente de voortgang representeert van de aloude en voortdurende roof van gemeenschappelijk goederen, zou het tegenovergestelde ze dan niet terugbrengen?

Hoe zou dat tegenovergestelde er uit zien? Het zou geld zijn dat, net als brood, in de loop der tijd minder waard wordt. Het zou, met andere woorden, geld zijn dat vergaat – geld dat onderworpen is aan een negatieve rente, ook bekend als overliggeld. (1) Vervallende valuta is een van de centrale ideeën van dit boek, maar voordat ik de geschiedenis, toepassing, economische theorie en consequenties ervan uiteen zet, wil ik wat zeggen over het begrip “verval”, dat mij geadviseerd werd te vermijden vanwege de negatieve connotaties.

Waarom lijkt “verval” negatief, en “behoud” een deugd? Deze houding komt voort uit, alweer, het verhaal van “Opgang”, waarin het doel van de mensheid bestaat in het overstijgen van de natuur; te triomferen over entropie, chaos, en verval; en om een geordend rijk te vestigen: wetenschappelijk, rationeel, zuiver, gecontroleerd. Complementair hieraan is een spiritualiteit van gescheidenheid waarin een niet-materiële, eeuwige, onsterfelijke, goddelijke ziel een permanent, sterfelijk, profaan lichaam bewoont. Dus hebben we getracht het lichaam te veroveren, de wereld te veroveren, en de processen van verval tegen te houden. Daardoor hielden we, helaas, ook het grotere proces tegen waar verval deel van uit maakt: vernieuwing, wedergeboorte, recycling, en de spiraalsgewijze evolutie naar een krachtigere geïntegreerde complexiteit. Gelukkig lopen de verhalen van Afscheiding en Opkomst op hun einde. Het is tijd om de schoonheid en de noodzakelijkheid van verval weer op te eisen, zowel in ons denken als in onze economie.

Geschiedenis en achtergrond

Vroege vormen van handelswaar-geld zoals graan, vee, en dergelijke, waren zeker onderworpen aan verval: graan bederft, vee wordt oud en sterft, en zelfs landbouwgrond verandert in wildernis als er niet naar wordt omgekeken. Er zijn ook metalen geld-systemen die het fenomeen van verval benaderden door intrinsiek een soort negatieve rente in te bouwen. Een globaal voorbeeld van zo’n systeem was het in middeleeuws Europa wijdverbreide Brakteaten systeem, waarin munten periodiek werden teruggehaald en dan opnieuw geslagen tegen een lagere waarde. (2) In Engeland hermuntten Saxische koningen zilveren pennies elke zes jaar, waarbij ze er drie teruggaven voor elke vier die ze innamen, tegen een devaluatietarief van ongeveer 4 procent per jaar. (3) Dit was een effectieve manier om het ophopen van geld af te straffen, en in plaats daarvan de circulatie en het investeren in productief kapitaal aan te moedigen. Als je meer geld had dan je kon gebruiken, wilde je het graag uitlenen, zelfs tegen nul procent rente, omdat je munten in waarde verminderden als je ze te lang bij je hield. Let wel, de hoeveelheid geld werd niet noodzakelijkerwijs minder als een resultaat van het systeem, omdat de heer vermoedelijk het verschil terug in de economie injecteerde om zijn eigen kosten te dekken. Deze negatieve rente op geld was zodoende een soort belasting.

De pionier van de theorie van het negatieve-rente geld was de Duits-Argentijnse zakenman Silvio Gesell, die het “vrijgeld” noemde (Freigeld), een uitdrukking die ik ter ere van hem overneem. Het systeem dat hij in zijn meesterwerk van 1906, De Natuurlijke Economische Orde, voorstelde, was het gebruiken van papieren geld waarop periodiek een stempel met een kleine fractie van de waarde van het biljet moest worden aangebracht. Dit koppelde op effectieve wijze onderhoudskosten aan geldelijke rijkdom. Net als alle fysieke koopwaar ‘bederft’ zulk geld (tegen een koers die wordt bepaald door de waarde van de stempels die nodig zijn om de valuta geldig te houden). Bijvoorbeeld, als een dollarbiljet elke maand een een-cent stempel nodig heeft om zijn waarde te behouden, dan zou de koers ervan jaarlijks 12 procent in waarde verminderen. (4)

Gesell kwam tot het idee van betaalmiddelen met opgelegde ‘demurrage’, ‘overliggeld’, vanuit een andere richting als ik. Hij schreef in een tijdperk waarin vrijwel niemand vragen stelde bij de wenselijkheid van economische groei, en visionair als hij was, twijfelde Gesell (zover ik weet) nooit aan de capaciteit van de aarde of technologie om zich daar tot in het oneindige aan aan te passen. Zijn voornaamste belang was het verhelpen van de ongelijke en onjuiste verdeling van de rijkdom van die tijd, de ongekende armoede te midden van ongekende overvloed.

Hij schreef dit toe aan een enorm oneerlijk voordeel dat de bezitters van geld hebben: zij bezitten een “oppotbare handelswaar die tegelijk ook het betaalmiddel is”. Andere handelswaar (behalve wellicht land) is niet oppotbaar op dezelfde manier waarop geld of andere betaalmiddelen dat zijn: ze rotten, roesten, of vergaan; zijn onderworpen aan diefstal of geleidelijke verdwijning; gaan gepaard met opslag- en transportkosten; enzovoort. Hij schreef,

Goud is niet in harmonie met het karakter van onze goederen. Goud en stro, goud en benzine, goud en guano, goud en stenen, goud en ijzer, goud en huiden! Alleen een wilde fantasie, een monstrueuze hallucinatie, alleen de doctrine van “waarde” kan de kloof overbruggen. Handelswaar in het algemeen, stro, benzine, guano en de rest kan alleen veilig worden uitgewisseld wanneer het niemand iets uitmaakt of hij geld of goederen bezit, en dat is alleen mogelijk wanneer geld net zo geteisterd wordt door de gebreken die inherent zijn aan onze producten. Dat is evident. Onze goederen rotten, vergaan, breken, roesten, dus alleen als geld identieke onaangename, verliesdragende eigenschappen heeft kan het snel, veilig en goedkoop ruilhandel teweeg brengen. Want zulk geld kan nooit, op generlei wijze, door iemand boven goederen geprefereerd worden.

Alleen geld dat veroudert als een krant, rot als aardappelen, roest als ijzer, verdampt als ether, kan de test doorstaan als instrument om aardappelen, kranten, ijzer en ether uit te kunnen wisselen. Want aan dat soort geld wordt noch door de koper, noch door de verkoper de voorkeur gegeven boven goederen. We staan onze goederen alleen dan voor geld af wanneer we het geld nodig hebben als ruilmiddel, niet omdat we een voordeel verwachten door het bezit van dat geld.

Tegenwoordig echter wordt, net als in Gesell’s tijd, geld geprefereerd boven goederen. De macht om dit ruilmiddel te ontzeggen maakt het voor geldbezitters mogelijk om rente in rekening te brengen; zij verkeren in een bevoorrechte positie vergeleken met de bezitters van reëel kapitaal (en nog meer vergeleken met degenen die hun tijd verkopen, waarvan elke dag dat het niet wordt verkocht, 100% verdwijnt). Het resultaat is een toenemende polarisatie van rijkdom, omdat iedereen in feite een bijdrage betaalt aan degenen die geld bezitten.

Een gevolgtrekking van Gesell’s punt is dat het oneerlijk is dat wij simpelweg betalen voor de middelen om te ruilen. Gesell geloofde dat het eenvoudige verlangen om iets uit te wisselen genoeg zou moeten zijn. Als ik iets heb aan te bieden dat jij nodig hebt, waarom zouden we dan moeten betalen voor de middelen om het te geven en te ontvangen? Waarom zou je moeten betalen voor het privilege een gift te ontvangen? Dit is een van de maniere waarop Gesell’s geld de term “vrij”verdient. Zoals we zullen zien, staat een krediet systeem dat gebaseerd is op in waarde dalende valuta, nul-rente leningen toe. Terwijl we nog steeds leningen moeten terugbetalen, hoeven we niet langer voor ze te betalen. In die zin wordt geld vrij.

Gesell pleitte voor vervallende valuta als instrument om geld als opslagplaats en geld als ruilmiddel te ontkoppelen. Geld zou dan niet langer de voorkeur krijgen boven fysiek kapitaal. Het resultaat, voorzag hij, zou een einde betekenen van de artificiële schaarste en economische depressie, die ontstaan wanneer er in ruime mate goederen zijn die kunnen worden uitgewisseld, maar een tekort aan geld waarmee gewisseld kan worden. Zijn voorstel zou geld dwingen te circuleren. Geldeigenaren zouden niet langer een drijfveer hebben om geld aan de economie te onttrekken, in afwachting van het toenemen van de schaarste tot het punt waar verdiensten op reëel kapitaal boven de rentestand uitstijgen. Dit is de tweede reden om het “vrijgeld”te noemen: bevrijd van de controle van de vermogenden, zou geld vrijelijk circuleren in plaats van te stollen in grote, stilstaande poelen zoals nu het geval is.

Gesell zag de rente-dragende eigenschap van geld als een rem op de welvaart. Zodra goederen zo overvloedig worden dat de inkomsten uit op kapitaal investeringen lager worden dan de minimum rente stand, investeren de bezitters van geld niet meer. Het geld dat nodig is om transacties uit te voeren verdwijnt uit de circulatie, en de bekende crisis van overcapaciteit, vergezeld door de paradoxale schaarste aan goederen voor de grote meerderheid der mensen, breekt aan.

In 1906 was het geld systeem heel anders als tegenwoordig. De meeste valuta hadden, althans in theorie, de back-up van kostbare metalen, en er was niets te bekennen van de enorme expansie van krediet over de monetaire basis van onze huidige tijdperk. Gesell beschouwde krediet als een vervanging van geld, een manier voor ondernemingen om transacties te doen in de afwezigheid van geld. Maar vandaag de dag zijn krediet en geld vrijwel identiek. De huidige economische theorie ziet het gebruik van krediet als geld als een positieve ontwikkeling, deels omdat daardoor de geldtoevoer organisch kan uitzetten dan wel krimpen, als respons op de vraag naar een medium om uit te wisselen. Echter, zoals we hebben gezien, reageert rente-dragend krediet niet alleen op de groei van de geldeconomie, maar dwingt deze groei ook af. Bovendien is het in haar huidige vorm niet minder aan schaarste onderworpen dan het geld in Gesell’s tijd dat was.

Hoewel nagenoeg onbekend gedurende de tweede helft van de 20e eeuw, genoten Gesell’s ideëen een brede schare volgers in de twintiger en dertiger jaren en kregen ze invloed op prominente economen zoals Irving Fisher en John Maynard Keynes. Fisher was een fervent promotor van Gesell’s ideëen in de Verenigde Staten, en Keynes was ongewoon complimenteus, noemde hem een “verwaarloosde profeet”, en zijn werk “diepgaand origineel”. ( 7 ) In de turbulente jaren na de Eerste Wereldoorlog werd Gesell zelfs benoemd tot Minister van Financiën van de onfortuinlijke Bavarische republiek, die minder dan een jaar duurde. In de jaren twintig circuleerde in Duitsland een gestempelde valuta –de wara– uitgegeven door een vriend van Gesell, maar net als overal elders was er een economische depressie voor nodig om dit serieus te lanceren. Zowel in het collectieve als persoonlijke leven, komt echte verandering zelden in afwezigheid van een crisis.

In 1931 besloot een Duitse steenkoolmijn ondernemer zijn gesloten mijn te openen door zijn arbeiders in wara uit te betalen. Omdat hij ook instemde met het aannemen van dit betaalmiddel in ruil voor steenkool, dat iedereen kon gebruiken, werden lokale koopmannen en handelaren overgehaald het te accepteren. De mijnstad bloeide, en binnen een jaar accepteerden ten minste duizend winkels de wara, en gingen banken wara-genomineerde deposito’s accepteren. (8) Dit zette het betaalmiddel op de radar. De Duitse regering, die zich bedreigd voelde, probeerde de wara illegaal te laten verklaren door de rechtbanken; toen dat mislukte, bande zij het simpelweg uit door middel van een nooddecreet. (9)

Het jaar daarop ging Wörgl, een stad in Oostenrijk die leed onder de depressie, geinspireerd door Gesell en het succes van de wara, zelf gestempelde valuta uitgeven. Dit betaalmiddel van Wörgl was in alle opzichten een enorm succes. Wegen werden geplaveid, bruggen gebouwd, en achterstallige belastingen betaald. Het werkeloosheidcijfer daalde en de economie gedijde, en trok de aandacht van nabijgelegen steden. Burgemeesters en ambtenaren vanuit de gehele wereld bezochten Wörgl totdat, net als in Duitsland, de centrale regering de Wörgliaanse valuta verwierp, en de stad teruggleed in een depressie.

Zowel de wara als de valuta uit Wörgl voerden een percentage overliggeld van 1 procent per maand. Verslagen uit die tijd schreven de zeer snelle circulatie van de valuta toe aan dit gegeven. In plaats van het genereren van rente en groei, werd de accumulatie van rijkdom een last, zoals bezittingen een last zijn voor nomadische jager-verzamelaars. Zoals de theorie van Gesell had gesteld, werd niet langer de voorkeur gegeven aan geld met verliesdragende eigenschappen boven iedere andere koopwaar als opslag van waarde. Het is evenwel onmogelijk te bewijzen, dat de verjongende effecten van deze valuta ontstonden door overliggeld en niet door een toename van de geldtoevoer, of door het economisch lokaliserende effect van lokale valuta zoals de Wörgl.

Een ander betaalmiddel dat rond die tijd ontstond, en vandaag de dag nog steeds in gebruik is, was de WIR in Zwitserland. De munt wordt uitgegeven door een coöperatieve bank en is alleen geback-upped door de wederzijdse overeenstemming van de leden om het als betaalmiddel te accepteren. Opgericht door aanhangers van Gesell’s theorieën, droeg de munteenheid oorspronkelijk een overliggeld tarief dat werd geëlimineerd tijdens de periode van hoog-conjunctuur na de Tweede Wereldoorlog. (11) Ik zal uitleggen dat negatieve rente niet noodzakelijk is in een omgeving waar sprake is van zeer snelle groei; momenteel naderen we een gelijkblijvende economie en treden we een nieuwe ontwikkelingsfase binnen, waarbij deze wel weer aantrekkelijk kan zijn.

In de Verenigde Staten werden in de vroege jaren dertig veel “noodvaluta”, zoals ze werden genoemd, uitgegeven. Terwijl de nationale valuta verdampte door een epidemie van failliserende banken, schiepen burgers en lokale overheden hun eigen geldmiddelen. De resultaten waren wisselend, weinigen namen Gesell’s ontwerp over, en de meesten stelden een tarief per transactie vast, in plaats van per week of per maand. (12) Dit heeft het tegenovegestelde effect van overliggeld omdat het veeleer het circuleren van geld dan het oppotten ervan afstraft. Niettemin waren in 1933 ten minste honderd steden bezig met de voorbereiding van de lancering van hun eigen gestempelde valuta, waaronder velen van de correcte, Geselliaanse soort. (13) Verder werd er met de steun van Irving Fisher een wetsontwerp geintroduceerd in zowel het Huis van Afgevaardigen als de Senaat waarmee landelijk een miljard dollar aan gestempelde valuta in omloop zou worden gebracht. Deze en vele andere van de voorgestelde staats- en lokale valuta zouden een veel, veel hogere ‘demurrage’- graad hebben – 2 procent per week- waarmee de valuta zichzelf feitelijk zouden liquideren binnen een jaar. Dit is compleet anders als bij de Wörgl valuta en de meeste moderne voorstellen, maar het laat zien dat het basisconcept serieus in oveweging werd genomen. Hier is een fragment van het Bankhead-Pettengil amendement op het Costigan-LaFollette anti-werkloosheids wetsontwerp (S. 5125) van 1933:

De Secretaris van Financiën zal gegraveerde en gedrukte valuta van de Verenigde Staten doen uitgaan in de vorm van gestempelde geld certificaten. Genoemde certificaten zullen de waarde hebben van $ 1 elk, en de totale uitgave zal een limiet hebben van $ 1.000.000.000 dollar. Genoemde certificaten zullen een passende afmeting hebben die voorziet in een ruimte op de achterzijde voor de post stempels…De voorzijde van genoemde certificaten zal in hoofdzaak het volgende uiteenzetten: “Dit certificaat is wettelijk houder van $1 voor de betaling van elk verschuldigd bedrag, publiek en privaat, in-en uitvoerrechten, accijnzen en belastingen: Met inachtneming dat op de datum van de overdracht een 2-cent poststempel wordt aangebracht voor alle data voorafgaande aan zulk een datum van overdracht, zoals uiteengezet in het schema op de achterzijde van deze. “

Wetsontwerp 5125 van de Senaat werd nooit ter stemming gebracht, en een maand later deed Roosevelt middels een regeringsbesluit alle “noodvaluta” in de ban door het lanceren van de New Deal. Volgens Bernard Lietaer was de reden waarom hij dit deed niet omdat de lokale en staat valuta niet effectief zouden zijn in het beeindigen van de Depressie, maar omdat het een verlies van de macht van de centrale overheid zou betekenen. (14)

Op dit moment staan we op de drempel van een soortgelijke crisis en staan we voor eenzelfde keuze tussen het tijdelijk stutten van de oude wereld door het intensiveren van gecentraliseerde controle of het loslaten van de controle en de nieuwe wereld binnentreden. Vergis je niet: de consequenties van een vrijgeld-systeem zullen diepgaand zijn, en alomvattend met betrekking tot economische, sociale, psychologische en spirituele dimensies . Geld is zo fundamenteel, zo bepalend voor onze beschaving, dat het naïf zou zijn te hopen op een authentieke verandering van de beschaving, zonder dat dit een fundamentele verandering van het geld met zich meebrengt.

Moderne Toepassing en Theorie

Het idee achter vrijgeld, zo populair in de vroege twintigste eeuw, leidde gedurende zestig jaar een sluimerend bestaan. Het komt weer tot leven nu de economische crisis de zekerheden van de afgelopen halve eeuw afbreekt en een beroep doet op het denken dat voortkwam uit de Grote Depressie. Een deel hiervan is een Keynesiaanse opleving, aangezien het monetaristische voorschrift van het verlagen van de rentetarieven en het aankopen van overheidspapier om de economie te stimuleren een grens heeft bereikt -de “nullijn”- waar centrale banken niet voorbij kunnen bij het verlagen van de rentetarieven. Het standaard Keyniaanse antwoord (gebaseerd, evenwel, op maar een deel van Keynes gedachtegoed) is fiscale stimulering -het vervangen van de verzwakte consumentenuitgaven door overheidsuitgaven. President Barack Obama’s eerste economische stimulering was een Keynesiaanse maatregel, hoewel zelfs binnen dat paradigma waarschijnlijk onvoldoende krachtig.

Het probleem van de nullijn heeft ertoe geleid dat mensen uit de mainstream zijn gaan nadenken over negatieve rente tarieven: in mijn onderzoek voor dit hoofdstuk ontdekte ik een artikel van een econoom van de Federal Reserve, (15), een artikel in de New York Times door een economie professor van Harvard, (16) en een artikel in het tijdschrift The Economist. (17) Wanneer de Keyniaanse stimulering mislukt (vanwege uiteindelijk, zoals ik besproken heb, de uitputting van de gemeenschapsgoederen) kan de veel radikalere oplossing van vervallende valuta op het radarscherm verschijnen. Op dit ogenblik herstelt de economie zich iets, en de waan van de hoop dat alles weer terugkeert tot het normale kan nog steeds in stand worden gehouden. Vanwege de bijna-uitputting van de verschillende vormen van gemeenschapsgoed, zal het herstel waarschijnlijk bloedarm zijn, en “normaal” zal in de verten verdwijnen.

De eerste duidelijke mislukking van de Keyniaanse stimulering vond plaats in Japan, waar massieve uitgaven in infrastructuur, startend in de jaren ‘90, de economische groei niet konden aanwakkeren. In iedere hoog ontwikkelde economie is weinig ruimte voor verdere binnenlandse groei. De oplossing van de afgelopen twintig jaren was, om groei te importeren vanuit de ontwikelingslanden door middel van het ten gelde maken van hun sociale en natuurlijke rijkdommen om onze eigen schulden- pyramide overeind te houden. Dit kan verschillende vormen aannemen: schuld- slavernij, waar een land wordt gedwongen zich in plaats van op de productie van levensonderhoud en zelfvoorzienendheid richten moet op de productie van handelswaren om betalingen op buitenlandse leningen te voldoen; of dollar- hegemonie, waarin hoog productieve landen als China geen alternatief hebben dan om de privé en publieke schuld van de V.S. te financieren (want wat moeten ze anders doen met dat handels overschot aan dollars?). Uiteindelijk echter moet de oplossing om groei te importeren eveneens mislukken wanneer ontwikkelingslanden, en de planeet als geheel, dezelfde grenzen bereiken als eerder de ontwikkelde landen.

Officiële economische statistieken hebben de waarschijnlijk verborgen gehouden dat de Westerse economieën zich gedurende minimaal de laatste twintig jaar in de nul-groei fase bevonden. Wat er aan groei is geweest kwam voornamelijk van zaken als onroerendgoed zeepbellen, de gevangenisindustrie, kosten voor de gezondheidszorg, verzekeringen en financiële diensten, onderwijskosten, de wapenindustrie, enzovoorts. Hoe meer deze kosten, des te meer wordt de economie verondersteld te zijn gegroeid. In gebieden waar groei geweest is, zoals het internet, blijkt veelal sprake te zijn van een omgekeerde vorm van geïmporteerde groei. Inkomsten van het internet zijn voornamelijk afkomstig van verkoop en advertenties, niet van nieuwe productie. We smeren op effectievere wijze de raderen van de transportbanden van China naar het Westen. Hoe dan ook, ontwikkelende landen kunnen de groeimachine niet eeuwig laten draaien. Des te langzamer het gaat, des te noodzakelijker zal het zijn om voorbij de nulgrens te komen.

Terwijl het idee om stempels te zetten op valuta eigenaardig lijkt, hebben prominente economen recentelijk moderne alternatieven voorgesteld. Omdat het meeste geld sowieso al electronisch is, is de sleutel-maatregel een soort liquiditeits belasting, (zoals reeds in 1935 door Irving Fisher voorgesteld) of, als equivalent, een negatieve rentekoers op deposito’s in de Federal Reserve. Die laatste maatregel werd voorgesteld door Willem Buiter, toen een economie professor en thans hoofdeconoom bij Citibank, in een stuk in de Economic Journal uit 2003 en daarna in de Financiel Times in 2009 (zie de biografie). Het werd ook aangeboord door Harvard econoom professor Greg Mankiw en voorzitter van American Economics Association Robert Hall, (18), en zelfs bediscussieerd door economen van de Federal Reserve. (19) Ik hoop dat deze namen duidelijk maken dat dit geen voorstel van dwazen is.

Uiteraard zal fysiek geld dezelfde graad van waardevermindering moeten ondergaan als het geld op de bank, hetgeen bereikt zou kunnen worden door ofwel Gesell’s methode, middels vervaldata op het geld, door het te vervangen door (of te herdefiniëren als) obligaties aan toonder met een negatieve rentegraad, door cash geld te gebruiken dat onderscheiden is van de officieële rekeneenheid, of door het wisseltarief tussen bankreserves en geld te laten fluctueren. (20). Een andere optie zou zijn om fysieke valuta in hun geheel officieel uit te bannen, waardoor de macht van de regering enorm zou toenemen aangezien elke electronische transactie zou worden vastgelegd. Hoe beangstigend dit voor degenen (waaronder ikzelf) die op hun hoede zijn voor de controle staat ook mag zijn, mijn antwoord op die zorg is: “Te laat”. Tegenwoordig worden bijna alle belangrijke transacties toch al electronisch gedaan, met de opmerkelijke uitzondering van transacties die om illegale drugs handelen. Cash geld wordt ook wijdverbreid gebruikt in de informele economie om het betalen van belastingen te vermijden, een motief dat verdwijnen zou als de belastingheffing wordt overgeheveld van een heffing op inkomen naar heffing op hulpbronnen, zoals ik voorstel.

Er is overigens geen reden waarom onofficiële valuta niet zouden gedijen naast de officiële, electronische negatieve-rente valuta. Of ze electronisch of van papier zijn hangt af van de toepassing: waarschijnlijk zullen commercieële ruilkringen en coöperatieve krediet-verrekenaars electronisch geld gebruiken, terwijl bij lokale, op gemeenschap gebaseerde valuta de voorkeur naar papier uit zou gaan. Hoe dan ook zouden transacties die deze valuta gebruiken buiten het gezichtsveld van de centrale regering vallen. Hun gemeenschap van gebruikers zou het niveau bepalen tot waar men de valuta wil registreren. Mensen die volledig in een lokale gemeenschap handelen, zoals hippies, zij die terug naar een landelijk leven willen, en andere mensen waar ik van hou, zouden economische levens leiden die onzichtbaar zijn voor de centrale authoriteiten. Er zijn echter andere redenen om alle transacties en financiële verslagen openbaar te maken, niet alleen voor de overheid, maar voor iedereen. Dit is trouwens al meer in het algemeen voorgesteld als een tegengif voor de controle staat –maak controle-technologie publiek en alomtegenwoordig- en gebeurt al middels de snelle toename van video camera’s in mobiele telefoons, handmatige spelconsoles, en andere apparaten. Waneer de activiteiten van de regering net zo transparant zijn voor de burgers als de activiteiten van de burgers voor de regering, zullen we een echte open maatschappij hebben.

Ik wil de uitvoerbaarheid van de moderne negatieve-rente voorstellen benadrukken. Terwijl Geselliaans gestempeld geld een anachronistisch droombeeld lijkt waarbij sprake zou zijn van massale economische ontwrichting, zou het heffen van een tarief op bankreserves haast geen nieuwe financiële infrastructuur vereisen. In feite is dit ook een voortzetting van waar monetair beleid al naar toe gaat. Dezelfde Federal Reserve, dezelfde centrale banken, hetzelfde basis banksysteem zou intact blijven. Uiteraard, diepgaande veranderingen zullen volgen, maar dat zullen evolutionaire veranderingen zijn die de maatschappij een sloop en nieuwe opstart van het financiële systeem zouden besparen. Zoals ik schreef in Hoofdstuk 5, “Heilige economie is deel van een heel andere soort revolutie, een transformatie en geen purgeermiddel.”

Enkele centrale banken hebben al geflirt met negatieve rente. In juli 2009 ging de Riksbank (de centrale bank van Zweden) negatief, door een tarief van 0,25 percent op deposito’s te heffen, een niveau dat aanbleef tot februari 2010. (21). Het verschil met nul isverwaarloosbaar, maar de rechtvaardiging om het tarief zo ver te verlagen is ook van toepassing om het nog verder te verlagen. De Riksbank, Buiter, Mankiw, en andere mainstream pleitbezorgers van negatieve rente tarieven zien ze als een tijdelijke maatregel om banken ertoe te dwingen weer uit te gaan lenen en goedkoop krediet beschikbaar te maken totdat de economie weer gaat groeien, tot het punt waar, hoogstwaarschijnlijk, de rentestanden weer terugkeren in positieve contreien. Als we echter een permanente nul-groei of krimp-economie binnentreden, kunnen negatieve rente standen ook permanent worden.

De juiste rentestand, positief of negatief, is afhankelijk van of de economie zal groeien dan wel krimpen. In het oude denken was monetair beleid gericht op het aanwakkeren van economische groei of het beperken hiervan tot een duurzaam niveau. In het nieuwe denken streeft monetair beleid ernaar de basis rentekoers aan de koers van economische groei (of krimp) aan te passen. Keynes schatte dat deze “ruwweg gelijk (zou moeten zijn) aan het overschot van de geldkoers op rente over de marginale efficiency van kapitaal die correspondeert met de graad van nieuwe investeringen die verenigbaar is met volledige werkgelegenheid”. XX Deze formule zou moeten worden aangepast waneer we, zoals ik in Hoofdstuk 14 voorstel, niet langer zouden moeten en kunnen streven naar volledig betaalde werkgelegenheid als een positief sociaal goed (dit is een noodzakelijke consequentie van een gelijkblijvende economie en niet zo griezelig wanneer er een sociaal dividend is). In feite echter stelt Keynes voor, dat de liquiditeitsbelasting wordt vastgesteld op een stand waarbij het overschot aan rente over het gemiddelde rendement op investeringen in productief kapitaal gecompenseerd wordt. Met andere woorden, het dient op de stand te komen staan waarbij er geen voordeel bestaat om rijkdom vast te houden versus rijkdom te gebruiken.

Buiter en Mankiw zijn geen progressieven (‘liberals’), hetgeen significant is omdat hun voorstellen tegengesteld zijn aan de belangen van de klasse van crediteuren, typerend voor conservatieven. Progressieve economen bepleiten soms een bijna-equivalent van overliggeld: inflatie. Inflatie komt mathematisch in de effecten nauw overeen met vervallende valuta voor zover het de circulatie van geld aanmoedigt, oppotten ontmoedigt, en het makkelijker maakt om schulden terug te betalen. Vrij-geld heeft echter enkele belangrijke voordelen. Behalve de eliminatie van de klassieke kosten van inflatie (kosten voor voeding, schoen-leer, etc.) maakt het mensen evenmin arm door hen op een vast inkomen te zetten. Hier is een typsich pro-inflatie argument door Dean Baker van het center for Economic and Policy Research:

Als het politiek onmogelijk is het begrotingstekort te verhogen, dan levert monetair beleid een tweede potentieel instrument om vraag te creëren. Het bestuur van de federal Reserve kan voorbij haar programma van kwantitatieve versoepeling overgaan tot een beleid van expliciet mikken op een bescheiden graad van inflatie (i.e., 3-4 procent), en daardoor de werkelijke rentekoers negatief maken. Dit zou ook het voordeel hebben van het reduceren van de enorme last aan hypotheekschuld die tientallen miljoenen huiseigenaren als een resultaat van het uiteenspatten van de huizenzeepbel onder ogen moeten zien. (22)

Het probleem is: hoe kan, in een deflatoire omgeving waar banken niet lenen, een Centrale Bank inflatie creëren? Dit is het grootste probleem bij de oplossing van inflatie, in een situatie van overexploitatie en overcapaciteit. Kwantitatieve versoepeling wisselt hoog liquide activa (basis geld, reserves) voor minder liquide activa (bijv. diverse financiële derivaten) maar dat zal geen prijs of loon inflatie veroorzaken als het nieuwe geld geen mensen bereikt die het uit willen geven.(23) Zelfs als de Fed alle schulden, publieke en private, ten gelde zou maken, zou eht wezenlijke probleem blijven bestaan. Als gevolg van de nul ondergrens, was de Fed machteloos om middels inflatie uit de schuldenval in 2008 en 2009 te komen. Hier keren we terug naar de oorspronkelijke aanleiding voor vrij-geld: om geld te laten circuleren.

In een negatieve-rente reserve systeem, zouden banken ervoor waken geen reserves te houden. Als de negatieve koers in de orde van 5 tot 8 procent zou zijn (dat is wat Gesell, Fisher en andere economen dachten dat deze zou moeten zijn), dan zou het zelfs in het belang van de banken zijn om nul-rente leningen af te sluiten, mogelijk zelfs negatieve-rente leningen. Hoe zouden ze geld verdienen, vraag je? Ze zouden het in feite op dezelfde manier doen als ze het nu doen. (24) Deposito’s zouden, eveneens, onderworpen worden aan een negatieve rente koers, alleen minder dan de rente koers op reserves. Banken zouden vraag deposito’s accepteren tegen, zeg, -7 procent rente, of tijd deposito’s tegen misschien -5 procent of -3 procent, en leningen afsluiten tegen -1 procent of 0 procent . (Je kunt nu zien waarom cash geld ook afgewaardeerd zou moeten woren; wie zou het anders in bewaring geven tegen een negatieve rente?)

Negatieve rente op reserves is verenigbaar met de reeds bestaande financiële infrastructuur: dezelfde commercieële papier markten, dezelfde interbancaire geld markten, zelfs, als we zouden willen, dezelfde inrichting van securitisatie en derivaten. Al wat er veranderd is is de rente stand. Elk van deze insituten heeft een hoger doel dat sluimerend aanwezig is als een recessief gen, wachtend op het moment waarop het zich kan uiten. Dit is evenzeer waar voor die meest kwaadaardige van alle insituten, het “hart” van het financiële systeem: de Federal Reserve (en andere centrale banken).

In tegenstelling tot het orthodoxe geloof, pompt het hart geen bloed door het systeem, maar ontvangt het veeleer, luistert ernaar, en en stuurt het weer naar buiten. (25) Het is een orgaan van waarneming. Al naar gelang hetgeen het waarneemt aan het bloed, produceert het hart een breed scala aan hormonen, waarvan velen pas recentelijk werden ontdekt, dat communiceert met andere delen van het lichaam, net zoals zijn eigen cellen worden beïnvloed door exogene hormonen. Deze luisterende, modulerende rol van het hart biedt een heel ander perspectief op de rol van een centrale monetaire autoriteit: een orgaan om te luisteren naar en gehoor te geven aan de behoeften van het systeem, in plaats van er geld doorheen te pompen. De Fed wordt geacht te luisteren naar de polsslag van de economie, de geldtoevoer te reguleren opdat rente standen op het juiste niveau blijven. (26) De injectie van nieuw geld in de economie zou op dezelfde manier gedaan kunnen worden als op dit moment –open-markttransacties- of door overheids-uitgaven van gefiatteerd geld, afhankelijk van welke versie van gemeenschappelijke verpachtingen worden toegepast XX . Over het algemeen moet geld dat verloren is door demurrage terug in de economie worden geinjecteerd; anders zou ieder jaar het niveau van reserves krimpen, ongeacht de behoefte aan geld om economische activiteit te faciliteren. Het resultaat zou het zelfde patroon van gebrek, schaarste, en concentratie van rijkdom opleveren dat ons hedentendage bedreigt. Zodoende hebben we nog steeds een financieël hart nodig dat luistert naar het bloed en signalen voor de creatie van meer (of minder) daarvan.

De alerte lezer zou kunnen tegenwerpen dat als valuta en bank deposito’s aan negatieve rente worden onderworpen, mensen kunnen overschakelen naar een ander medium van uitwisseling dat fungeert als een betere opslag van waarde: goud, bijvoorbeeld, of handelspapieren. Als jij dit bezwaar naar voren hebt gebracht, bevind je je in goed geelschap. Terwijl hij prijzend over Gesell’s ideëen schreef, bracht John Maynard Keynes het volgende protest naar voren: “Als valuta biljetten zodoende van hun liquiditeits-premie zouden worden beroofd door het stempel systeem, zou een lange rij van substituten in hun voetsporen stappen –bank-geld, schulden op afroep, buitenlands geld, juwelen en edele metalen in het algemeen, enzovoort.”(27) Aan dit bezwaar kan op diverse fronten worden tegemoet worden gekomen (noch zag Keynes het als een onoverwinlijk obstakel, maar louter als “moeilijkheid”die Gesell “niet onde rogen zag”). Bank-geld zou, zoals boven beschreven, onderworpen zijn aan de zelfde waardevermindering als fysiek geld. Schulden op afroep vereisen een risico premie die de liquiditeits-premie neutraliseert. (28) Goederen, juwelen, en zo voort brengen hoge vervoerskosten met zich mee. Belangrijkste echter is dat geld uiteindelijk een sociale overeenkomst is die, door wetten op betaalmiddelen, douane, en andere vormen van consensus, bewust kan worden gekozen en toegepast Uiteindelijk, oordeelde Keynes, “Is het idee achter gestempeld geld goed”.

Practisch gezien heeft alles in de materiële en sociale wereld vervoerskosten, hetgeen Gesell aangaf met zijn voorbeelden van kranten, aardappelen, en zo meer. Machinerie en gereedschappen gaan kapot, vereisen onderhoud, en worden overbodig. Zelfs de zeer weinige substanties die niet roesten, zoals goud en platina, moeten vervoerd worden, bewaakt, en verzekerd tegen diefstal; munten van edelmetaal kunnen ook krassen of geknipt worden. Dat geld een uitzondering is op deze universele wet, de wet van de terugkeer, is onderdeel van de bredere ideologie van de mens als uitzondering ten opzichte van de natuur. Vervallende valuta zijn zodoende niet louter een trucje: het is een erkenning van de realiteit. De oude Grieken, onbewust puttend uit de kwaliteiten van dit nieuwe ding genaamd geld, schiepen een concept van de geest die eveneens uitsteeg boven de wetten van de natuur –eeuwig, abstract, onstoffelijk. Deze scheiding van de wereld in geest en stof, en het daaruit voortkomende omgaan met de wereld alsof deze niet heilig zou zijn, komt tot een einde. Hiermee komt ook een einde aan het soort geld dat deze scheiding in de eerste plaats had voorgesteld. Niet langer zal geld een uitzondering zijn op de universele wet van vergankelijkheid.

Keynes’”moeilijkheid”onderstreept het belang van het niet creëren van artificiële waarde opslag dat, zoals geld nu, de wetten van de natuur schendt. Een voorbeeld is eigendomsrechten op land, historisch gezien het instrument voor dezelfde concentratie van rijkdom als geld ons hedentendage heeft gebracht. Negatieve rente op geld moet ook worden vergezeld door Georgiaanse of Geselliaanse heffingen op land, en verder op elke andere bron van “economische huur”. Het fysieke gemeenschapsgoed van land, het genoom, het ecosysteem, en het electromagnetische spectrum, evenals het culturele gemeenschapsgoed van ideëen, uitvindingen, muziek en verhalen, moet worden onderworpen aan dezelfde vervoerskosten als geld, anders wordt Keynes’zorg werkelijkheid. Gelukkig is er een toevallige samenloop van juistheid en logika, die de sociale verplichting die het gebruik van gemeenschapsgoed met zich meebrengt verdubbelt als een belasting op liquide middelen op elke vervangende opslag of waarde. In de grond is, of het nu wordt toegepast op geld of op het gemeenschapsbezit, hetzelfde principe in het geding: we kunnen dit alleen behouden als we het op een sociaal productieve manier gebruiken. Als we het louter vasthouden, zullen we het verliezen.

Niet iedereen zou van vrij-geld profiteren, althans op de korte termijn. Net als inflatie, bevoordeelt waaardevermindering van geld debiteuren en schaadt crediteuren. Schrijvend over inflatie, somt deze commentator het mooi op:

De uiteindelijke oorzaak van dit verlangen naar hele lage inflatie is een verlangen aan de zijde van de klasse van obligatiehouders om echt rendement te zien op risico-vrije investeringen en deposito’s…. Het is schandalig dat mensen een echt rendement zouden moeten krijgen uitbetaald voor het teruglenen van geld aan de centrale bank die het drukt… De behoefte aan rijke mensen, licht belast, is dat ze het zich kunnen veroorloven dat risico te nemen, en zo investeringen en groei in de reële economie invoeren. Als ze een deel van hun portfolio in risico-vrije deposito’s willen hebben, dan zouden ze niet moeten verwachten dat dit de relatieve waarde behoudt. (29)

Dit argument boort de lange traditie aan van George en Gesell waar ik me op betrek, die erkent dat mensen niet in staat zouden moeten zijn om te profiteren van het loutere feit dat ze iets in eigendom hebben. De houders van rijkdom zijn degenen die er voor zorgen, de beheerders, en als zij het niet aanwenden voor sociaal bevordelijk gebruik, dan zou die rijkdom uiteindelijk moeten wegvloeien naar degenen die dat wel doen.

Revolutionairen uit het verleden, die inzagen dat de meeste opeeenhopingen van rijkdom illegaal waren, probeerden schoon schip te maken door confiscatie en herverdeling. Ik bepleit een vriendelijkere, meer graduele benadering. Een manier om hier tegenaan te kijken is het te zien als een belasting op het houden van geld, een garantie voor het feit dat de enige manier om rijkdom te behouden is, het te investeren met risico of, laten we zeggen, wijze beslissingen te nemen hoe de magische stroom van menselijke creativiteit te leiden. Dit is zeer zeker een vaardigheid die een beloning verdient, en hierin ligt een wezenlijk ontbrekend stuk van Marxistische waarde-theoriën die de ondernemende dimensie in de bestemming van kapitaal negeren.

Terwijl de stoutmoedige en toch mainstream economen die ik genoemd heb negatieve rente als een tijdelijke maatregel zien om lenen te promoten en te ontsnappen aan een deflatoire liquiditeits-val, gaat de werkelijke betekenis veel dieper. Een liquiditeits-val is geen tijdelijke aberatie veroorzaakt door het uiteenspatten van een zeepbel; het is een immer-aanwezige gebrekkige toestand die zijn oorsprong vindt in het verval van de marginale efficiëntie van kapitaal, (30), zelf een resultaat van technologische verbeteringen en competitie. Zoals Keynes laat zien,

Als de voorraad activa, die start met een marginale efficiëntie die minimaal gelijk is aan de rentekoers, wordt verhoogd, dan neigt hun marginale efficiëntie (om redenen die, voldoende duidelijk, reeds gegeven werden) te dalen. Dus zal er een punt komen waarop het niet langer loont om ze te produceren, tenzij de koers van de rente net zozeer daalt. Als er geen activa zijn waarvan de marginale efficiëntie de koers van de rente haalt, zal de verdere productie van kappitaal-activa stil komen te staan. (31)

Zoals ik al heb beargumenteerd, is deze vertraging al lange tijd aan de gang en hebben technologie en imperialisme goederen en diensten overgeplaatst van gemeenschapsgoed in de geld-economie. Echter, als het gemeenschapsgoed is uitgeput, intensiveert de behoefte om de barrière van de rentekoers weg te halen. Met een vooruitziende blik veronderstelt Keynes “ Dus de hervormers, die een remedie willen door kunstmatige vervoers-kosten voor geld door middel van het vereisen van wettige betaalmiddelen die periodiek gestempeld zijn tegen een voorgeschreven prijs om daarmee zijn kwaliteit als geld te behouden, of in analoge wijzen, zijn op het juiste spoor geweest; en de praktische waarde van hun voorstellen verdient het in overweging te worden genomen.” (32)

Door een dergelijke maatregel (en de moderne equivalent die ik besproken heb) zou kapitaalinvesteringen met een negatieve marginale efficiëntie toestaan –met andere woorden, banken zouden met genoegen geld willen lenen aan ondernemingen die nul of iets minder dan nul redement op een investering opleveren.

Omdat de wortel van onze economische crisis de onvermijdelijke vertraging van groei is, en omdat we ons in een transitie bevinden naar een ecologische, gelijkblijvende economie, bieden vervallende valuta voorstellen meer dan een tijdelijke reparatie voor een stagnerende econnomie; ze beloven een duurzame, lznge termijn grondslag voor een permanente niet-groeiende economie. Historisch gezien heeft economische krimp of gelijkblijvende groei menselijke ellende betekend: economische polarisatie, een verscherping van de verdeling tussen de haves en de have-nots. Vrijgeld voorkomt dat dit gebeurt door in een manier te voorzien waarop geld kan circuleren zonder daartoe te zijn gedreven door het groei-afhankelijke lenen.

In combinatie met de andere veranderingen in dit book, zal Vrijgeld een diepgaand effect hebben op menselijke economie en psychologie. We zijn zo gewend geraakt aan de wereld van rente-geld dat we veel van de effecten daarvan abusievelijk opvatten als de basiswetten van de economie of de menselijke natuur. Zoals ik zal beschrijven, zal een geldsysteem dat een nieuw besef van zelf en een nieuw verhaal van de mens belichaamt –een verbonden zelf dat in co-creatieve relatie met de Aarde leeft- heel andere effecten hebben. De inzichten die zich door de eeuwen heen ontwikkelden zullen niet langer waar blijken te zijn. Niet langer zullen hebzucht, schaarste, de kwantificatie en vermarketing van alle dingen, de “tijd voorkeur” voor onmiddellijke consumptie, het afprijzen van de toekomst ten bate van het heden, de fundamentele tegenstelling tussen financieel belang en het algemeen goed, of het gelijkstellen van zekerheid aan opeenhoping, axiomatisch zijn.

De Schuld Crisis: Gelegenheid voor Transitie

Een gouden gelegenheid voor de transitie naar negatieve-rente geld zou de vorm kunnen hebben van de “schuldbom” die in 2008 bijna de wereldeconomie ten val bracht. Bestaande uit hoge niveaus van staatsschulden, hypotheekschulden, creditcardschulden, studentenleningen en andere schulden die nooit kunnen worden terugbetaald, is de schuldbom nooit bezworen doch alleen vertraagd. Nieuwe leningen werden verstrekt om de leners in staat te stellen de oude terug te betalen, en tenzij natuurlijk de leners hun inkomsten verhogen, hetgeen alleen bij economische groei gebeurt, wordt het probleem hiermee slechts naar de toekomst verplaatst, en verergerd. Op een zeker punt is een tekort onvermijdelijk. Is er een uitweg?

Die is er. Het antwoord ligt in een moderne versie van de Solonische economische hervorming van 2600 jaar geleden: het annuleren van schulden en een hervorming van de conventies aangaande geld en bezit. Er komt een punt waarop we de realiteit onder ogen zullen moeten komen: de schulden zullen nooit worden terugbetaald. Of ze kunnen hoe dan ook in stand worden gehouden, en individuele en nationale debiteuren in eeuwigdurende dienstbaarheid houden, of ze kunnen worden geannuleerd en de lei schoongeveegd. Het probleem met de laatste keuze is omdat spaargelden en schuld twee aspecten van een geheel vormen, onschuldige spaarders en investeerders ogenblikkelijk weggevaagd worden, en het complete financiële systeem in elkaar storten zou. Een plotselinge ineenstorting zou leiden tot wijdverbreide sociale onrust, oorlog, revolutie, hongersnood, en zo voort. Om dit te voorkomen, is een alternatieve overgangsvorm de schulden geleidelijk te verminderen.

De financiële crisis van 2008 gaf een indicatie van hoe dit zou kunnen gebeuren als deel van de transitie naar een negatieve-rente economie. Toen crisis grote financiële insituties bedreigde met insolvabiliteit, was de reactie van de Federal Reserve om slechte schulden te financieren, wat betekent dat men ze kocht –het wisselen van giftige financieële instrumenten voor cash. Men gaat door met het financieren van de schuld van de regering (onwaarschijnlijk is dat dit ooit wordt terugbetaald) door het kwantitatieve versoepelings programma. Op een bepaald punt zullen, om totale ineenstorting te vermijden, in de toekomst gelijksoortige maatregelen op een nog bredere schaal vereist zijn.

Het probleem is dat al dit geld naar de crediteuren gaat, niet naar de debiteuren. Debiteuren zijn niet beter in staat te betalen dan voorheen; noch worden de crediteuren gewilliger om uit te lenen. De actie van de Fed oogstte scherpe kritiek omdat het in feite roofzuchtige financiële instituten harde cash gaf in ruil voor de waardeloze investeringen die ze zo onverantwoordelijk hadden gecreëerd en verhandeld, met een markt waarde die waarschijnlijk een fractie van de werkelijke waarde was. Ze kregen er de nominale waarde voor, en vervolgens wreven ze zout in de wond door dit geld te investeren in risico-vrije obligaties, uit te keren als management bonussen, of er kleinere instituties mee op te kopen. In de tussentijd was geen van de onderliggende schulden kwijtgescholden aan de debiteuren. Het programma droeg daarom niets bij aan de verbetering van de polarisatie van rijkdom.

Wat zou er gebeuren als schuld gefinancierd zou worden met vrij-geld? Hoewel crediteuren niet plotsklaps, zoals bij een in gebreke blijven of systemische financiële instorting, al hun geld zouden verliezen, zou de uitkoop hen evenmin nóg rijker maken, omdat ze vevallende activa zouden ontvangen. Wat de debiteuren betreft, zou de monetaire autoriteit hun schulden kunnen reduceren of annuleren met welk bedrag ze ook maar gepast vinden (hetgeen waarschijnlijk door een politiek proces bepaald zou worden). Dit zou met zich mee kunnen brengen dat de rentekoers tot nul wordt verlaagd of zelfs een verlaging van de hoofdsom. Zo zou bijvoorbeeld de rente op studentenleningen kunnen worden teruggebracht tot nul, de hoofdsom van hypotheken tot het niveau van vóór de zeepbel, en de derde-wereld staatsschuld in zijn geheel kwijtgescholden. Hoewel waar is dat een dergelijke schuldfinanciering de monetaire basis enorm verhoogd, zou deze, omdat geld aan demurrage onderworpen zou zijn, in de loop der tijd op natuurlijke wijze weer inkrimpen. De monetaire autoriteit zou de basis ook sneller kunnen laten inkrimpen door de geherstructureerde schuld op de vrije markt te verkopen.

Zonder de hier beschreven negatieve rente of schuldenkwijtschelding, dragen de uitkoopsommen van de Fed bij aan het “gratis geld” (en niet vrij-geld) van de mensen die er al het meest van hebben. In het geval dat de grote banken en de financiers toestemming krijgen hun winst te behouden, zouden ze ten minste in ruil hiervoor een systeem moeten accepteren dat gekant is tegen verdere accumulatie. Ja, de financiële belangen staan op verlies, zij het dan geleidelijk, in dit voorstel, maar wat is het alternatief? De toenemende polarisatie van rijkdom is niet duurzaam.

De mogelijkheid die we in 2008 hadden zal zichzelf hehalen, omdat de schuldencrisis niet zal verdwijnen (zonder het wonder van hoge economische groei). Elke keer resulteerde de oplossing in nog meer schuld, die verschoof van individuen en bedrijven naar naties, en weer terug, alsmaar groeiende. Toen bijvoorbeeld de Ierse banken in 2010 op de rand van een failissement stonden, kocht de regering ze uit, waardoor het probleem op hun eigen balans werd overgeplaatst hetgeen een staatsschuld-crisis veroorzaakte. Om een ramp af te wenden, gaven het IMF en de ECB Ierland nieuwe leningen tegen 6 procent rente om de oude terug te betalen. Tenzij de Ierse economie meer dan 6 procent per jaar groeit (onmogelijk gezien de harde bezuinigingsmaatregelen die als voorwaarden werden gesteld) zal het probleem over een paar jaar weer terugkeren en zelfs erger zijn. We schoppen het probleem slechts de toekomst in.

De obligatiehouders willen geen verlies nemen. Ze willen meer en meer voor zichzelf hebben. (33) Op de lange termijn is het mathematisch onmogelijk die wens in stand te houden. Er is slechts steun voor zolang de rest van de samenleving bereid is de verslechterde condities te accepteren: meer bezuinigingen, meer armoede, en meer inkomen dat besteed wordt aan het dienen van de schulden.

Op een bepaald punt zullen we als samenleving “Genoeg!” zeggen. Ook dan nog is een uitkoop noodzakelijk, want de gevolgen van een plotseling systeembreed faillissement (default) zouden catastrofaal zijn. Maar wanneer het gebeurt –en het kan in verschillende schuld-categoriën tegelijk gebeuren- laten we dan de realiteit onder ogen zien. Er moet een eind komen aan de concentratie van rijkdom, en de rente die daar achter schuilt. We hebben mogelijk geen andere keus dan de kapitaalkrachtigen te redden, want elk deel van de globale economie is verbonden is met alle andere, maar laat die redding vergezeld gaan van een prijskaartje: de geleidelijke verlossing van de samenleving van schuld.

Denken Voor de Toekomst

Temidden van alle technische details over geld en financiën, moeten we niet het hart van deze onderneming uit het oog verliezen: geld terugbrengen in zijn oorspronkelijke staat van verbinder van giften en behoeften en als een magische talisman die de menselijke creativiteit naar een gemeenschappelijk doel leidt. Het voelt vreemd te zeggen dat geld een sleutelrol speelt in de mooiere wereld die ik in mijn hart voor mogelijk hou, omdat ik geld lange tijd afstotend vond, zijnde de overduidelijke oorzaak van veel vernietiging en kwaad.

Onze weerzin jegens geld echter is gebaseerd op wat geld geweest is, niet op wat het zou kunnen zijn. Negatieve-rente valuta, gebaseerd op de vastgestelde waarde van zaken die ons heilig zijn, in een ecologische economie, zetten de inzichten van het Tijdperk van Rente op hun kop. Het is uiterst revolutionair, de menselijke ervaring fundamenteel veranderend. Deze transformatie klinkt door op alle niveaus, van uiterlijk naar innerlijk, van het economische naar het spirituele.

In hoofdstuk 9, “Het Verhaal van Waarde”, legde ik uit hoe de huidige sociale afspraak over geldcreatie is: “Gij zult alleen geld uitreiken aan hen die er nog meer van zullen verdienen”, wat uiteindelijk neerkomt op het partiperen in de expansie van het rijk van goederen en diensten. De energie van de samenleving is gericht op hetgeen het rijk van geld en eigendom, het menselijk rijk, het rijk van ons bezit, doet expanderen. Dat is deel van de Opstijging van de Mensheid naar dominantie over de natuur.

Het verlagen van rentekoersen tot onder de nulgrens maakt investeringen mogelijk die nul of negatief rendement op kapitaal hebben. Klinkt dit idee je contra-intuïtief in de oren? Lijkt het in tegenspraak met het totaalconcept van een ”investering” ? Het ís contra-intuïtief, maar alleen omdat onze intuities zo geconditioneerd zijn geweest door een eeuwenlange cultuur van groei dat we nauwelijks de mogelijkheid kunnen bevatten van een andere functie van geld, of van een zakelijk model dat niet afhankelijk is van winst. (We hebben natuurlijk non-profit organisaties, maar deze zijn fundamenteel onderscheiden van profit ondernemingen. Dit is een onderscheid dat zal vervagen.)

Hier is een voorbeeld waardoor het kan doordringen hoe vreemd contra-intuïtief het is. Stel je voor dat je naar een bank gaat en zegt, “Ik wil graag geld voor mijn zaak lenen. Hier is mijn ondernemingsplan. Kijk, als u mij 1.000.000 dollar leent, verdien ik 900.000 dollar in vier jaar tijd. Dus wil ik dat u mij 1.000.000 dollar leent tegen een negatieve rente, en ik zal u 900.000 dollar in termijnen over vier jaar terugbetalen.”

We vinden uw ondernemingsplan prachtig”, zegt de bank. “Hier is uw geld.“ Waarom gaan ze akkoord? Omdat die 1.000.000 dollar, wanneer dit cash geld blijft, in een nog sneller tempo in waarde zal verminderen, zeg 7 procent, zodat na vier jaar ongeveer 740.000 dolar zou overblijven. Het is dus in het voordeel van de bank om de lening zoals hierboven beschreven te verstrekken.

Een andere manier om de dynamiek van vervallende valuta te begrijpen is dat het, net als inflatie, de waardevermindering van toekomstige kasstromen ombuigt. In The Ascent of Humanity geef ik het volgende voorbeeld:

Waar rente de waardevermindering van toekomstige kasstromen bevordert, moedigt overliggeld (‘demurrage’) lange-termijn denken aan. In hedendaags boekhouden is een bos dat ieder jaar duurzaam 1 miljoen dollar genereert meer waardevol wanneer het kaalgekapt is ten behoeve van een onmiddellijke winst van 50 miljoen dollar. (De “netto aanwezige waarde” van het duurzame bos doorberekend tegen een waardevermindering van 5 procent is slchts 20 miljoen.) Dit “afprijzen” van de toekomst resulteert in het beruchte kortzichtige gedrag van bedrijven die (zelfs hun eigen) welzijn op de lange termijn opofferen voor de korte-termijn resultaten van het fiscale kwartaal. Zulk gedrag is volkomen rationeel in een op rente gebaseerde economie, maar in een op overliggeld gebaseerd systeem zou puur eigenbelang voorschrijven dat het bos behouden blijft. Niet langer zou hebzucht het motief zijn om de toekomst te beroven, ten gunste van het heden. Als het exponentieel afwaarderen van toekomstige kasstromen het “inkasseren” van de gehele aarde betekent, is dit gegeven van overliggeld hoogst aantrekkelijk.

Stel, je bent de President van de Wereld en aliens doen je het volgende aanbod: “Hoogste Leider, een duurzaam bruto wereld product (BWP) = 10 biljoen per jaar. Wij willen u een aanbod doen: 600 biljoen voor de hele aarde. Zeker, we zijn van plan alle voorraden aan haar te onttrekken, de toplaag te vernietigen, de oceanen te vergiftigen, de bossen in woestijnen te veranderen, en de aarde als radioactieve afvalstortplaats te gebruiken. Maar denk je eens in: -600 biljoen dollar. Jullie zullen allemaal rijk zijn!” Uiteraard zou je nee zeggen, maar op dit moment zeggen we in wezen collectief ja tegen dit aanbod. We voeren het plan van de buitenaardsen minitueus uit, verdienen over de volgende 10 jaar wellicht 600 biljoen dollar (huidige GWP is 60 biljoen per jaar). Door een miljoen kleine dagelijkse keuzes ‘’inkasseren” we de aarde.

En dit is allemaal volstrekt economisch. Tegen de gangbare koersen genereert 600 biljoen dollar een jaarlijks inkomen van tenminste 20 biljoen dollar. In Ascent I citeerde ik verschillende prominente economen die zeggen dat aangezien landbouw bijdraagt tot slechts 3 procent van BBP (Bruto Binnenlands Product), het opwarmen van de aarde of een 50-procent terugval in landbouwopbrengst niet veel zou uitmaken. Het BBP (het totaal aan “goederen”, weet je nog) zou ten hoogste slechts 1,5 procent dalen. Het lijkt absurd, maar binnen de logische constructie van rente is het volkomen rationeel. In een artikel uit 1997 in Nature waardeerde de ecologische econoom Robert Costanza het globale ecosysteemop 33 biljoen, slechts 20 procent hoger dan het BWP dat jaar. Hij bedoelde het goed, hopend een economische reden te verschaffen (en niet slechts een morele reden) om de planeet te behouden, maar volgens dezelfde logika, de logika van “waarde”, zou het in ons belang zijn haar niet te behouden wanneer we een beter aanbod krijgen.

Bovendien, vind jij het niet oninspirerend om een toevlucht te nemen in het argument dat we het ecosysteem moeten behouden vanwege al het geld dat we zullen besparen? Dit argument gaat mee in met de basis vooronderstelling die nu juist de oorzaak van alle ellende was: dat geld een passende standaard voor waarde is; dat alle dingen gemeten en gekwantificeerd kunnen en moeten woren; dat we het best keuzes kunnen maken door het optellen van getallen.

Duurzaamheid” is al zo lang een modewoord dat het haast een cliché geworden is. Maar ondanks het feit dat iedereen er achter staat, is gebleken dat duurzaamheid in de strijd tegen winst verliest. Bossen sterven af, meren drogen op, woestijnen verspreiden zich, en de regenwouden blijven verdwijnen door kaalkap – het tempo is nauwelijks afgenomen, hoezeer milieubeschermers de afgelopen vier decennia ook hun best deden. Steeds opnieuw moeten ze strijden tegen de macht van het geld, dat hopeloos op zoek is naar korte-termijn winst, zelfs ten koste van de eigen lange-termijn overleving. Zoals Lenin schreef in een wat andere context, “De kapitalisten zullen ons het touw verkopen waarmee we ze zullen ophangen”. De bijziendheid van kapitaal is, op een diep niveau, afkomstig van rente, dat het afwaarderen van toekomstige kasstromen noodakelijk maakt.

Met rentestanden onder nul, heeft het tegenovergestelde denken de overhand. Stel je weer voor dat je President van de Wereld bent. Nu ziet het aanbod van de buitenaardsen er helemaal niet zo aantrekkelijk uit. Inderdaad, tegen een negatieve rente zou geen enkele hoeveelheid geld genoeg zijn om de aarde te ïnkasseren”, omdat het geld in de toekomst meer waarde heeft dan hetzelfde bedrag in het heden, en de toekomstige waarde neemt exponentieel in tijd toe. Je zou tegen de aliens zeggen: “we verkopen de aarde tegen geen enkele prijs”.

Is dat niet hetgeen we vandaag eigenlijk moeten zeggen, nu de economie aandringt op het hangen van een prijskaartje aan de ecologische basis van de beschaving en het leven zelf? Is dat niet ook hetgeen we vandaag eigenlijk moeten zeggen tegen iedere vorm van uitwisseling van het oneindig kostbare tegen een eindige som geld? Het wordt tijd, denk ik, op te houden met het “inkasseren” van schoonheid, leven, gezondheid, en de toekomst van onze kinderen.

Ik realiseer me dat mijn voorbeeld van het inkasseren van de aarde vergezocht is en dat iemand een economisch argument zou kunnen construeren om het te betwisten. Mijn punt is dat negatieve rente het soort gedrag dat “economisch” is fundamenteel verandert. Activiteiten die profijt opleveren voor dertig, vijftig, of honderd jaar na nu –ja, die zelfs profijtelijk zijn tot de zevende generatie- vereisen een economisch motief dat tegengesteld is aan het huidige, waarbij alleen een idealistische persoon zoiets zou doen. Met negatieve rente en in waarde vervallend geld, strijden onze idealen niet langer tegen ons economische zelfbelang.

Neem een praktisch voorbeeld. Stel dat je overweegt zonnepanelen te installeren om je bedrijf energie te verschaffen. De initieële kosten zijn, zeg, 100.000 dollar, en het zal je 1000 dollar per jaar gaan besparen. Op dit moment zou het on-economisch zijn om ze te installeren, aangezien de huidige netto waarde van 1000 dollar per jaar veel minder is dan 1000.000 dollar (zelfs tegen heel lage rente). Maar als rente nul of negatief is, wordt de beslissing economisch. Mensen nemen dit soort beslissingen nu al, hoewel ze on-economisch zijn, maar de waarheid in ons hart weerspreekt economische logika. In ons hart weten we dat de ideologie die geld aan goed gelijkstelt verkeerd is. We moeten geld en het goede terugbrengen in hun beloofde richting.

Nog een voorbeeld: stel dat je een bos bezit. Je kunt het ofwel vernietigen door het te verkopen voor kaalkap en ontginning, voor een onmiddellijke winst van 1 miljoen dollar, óf je kunt het duurzaam kappen voor 10.000 dollar per jaar, voor altijd. Welnu, rente op 1 miljoen dollar is ten minste het dubbele dat het duurzame kappen oplevert –je kunt dus misschien beter die 1 miljoen inkasseren. Maar als rentekoersen negatief zijn houdt die logika niet langer stand.

De internalisatie van externe kosten werkt synergetisch met vervallende valuta om van geld een kracht te maken die ten goede werkt. Eerstgenoemde verbindt privé-rente met publieke rente; de tweede bevordert lange-termijn denken boven korte-termijn denken. Hoewel beiden verbeteringen zijn ten opzichte van het huidige systeem, garandeert geen van beide op zichzelf een duurzame wereld. Samen zetten ze economische beslissingen op één lijn met de lange-termijn belangen van de samenleving en de planeet.

Natuurlijk zijn er tijdstippen waarop lange-termijn denken niet van toepassing is. We hebben veel behoeften waarin we bij voorkeur liever nu dan in de toekomst willen voorzien. Als we honger lijden, hebben liever vanaag een maaltijd dan over honderd jaar. De economie van de Oostenrijkse School in het bijzonder, maar meer in het algemeen ook neo-klassieke economie, claimt op grond van zulke voorbeelden dat het in de aard van de mens ligt om zoveel mogelijk te willen consumeren en wel nu, op dit ogenblik. In hun visie is rente een soort compensatie voor het uitstellen van consumptie, een beloning voor uitgestelde bevrediging. Met andere woorden, jij, beste lezer, zou het liefst maximaal genieten van wat je hebt door nu, op dit moment, al je geld nu uit te geven, maar dat blijk jij niet te doen, omdat je weet dat je in staat zult zijn er nog meer van te hebben, later, dankzij de rente. Dit staat in de economie bekend als het postulaat van (positieve) tijdsvoorkeur. Deze tijdsvoorkeur –onze veronderstelde voorkeur voor onmiddellijke consumptie- is cruciaal voor het model van afgewaardeerde utiliteit ontwikkeld door Paul Samuelson in de jaren ‘30 van de vorige eeuw, dat aan de basis ligt van de meeste mainstream economische theorieën van dit moment. Het is ook cruciaal voor de vele moderne “weerleggingen” van Keynes. Overigens, in het zeldzame artikel over mathematische economie waarin op demurrage gebaseerd geld aan de orde kwam, was het postulaat van tijsvoorkeur de sleutelvariabele in het construeren van een (galante) demonstratie dat zulk geld het publieke welzijn schaadt. (34)

De Keyniaanse logika die ik geimplementeerd heb minimaliseert tijdvoorkeur. Keynes vewierp het niet helemaal maar zei dat mensen geneigd zijn een kleiner deel van hun inkomen uit te geven als hun inkomen stijgt. Het lijkt evident dat als je honger lijdt, je al je inkomsten onmiddellijk aan eten uit zult geven; als je genoeg geld hebt om in al je dringende behoeften te voorzien, je mogelijk een deel van het overschot aan boeken zult uitgeven, of aan vermaak; wanneer deze verlangens vervuld zijn, zul je wellicht een Rolls-Royce kopen. Maar hoe hoger je inkomen, des te minder urgentie is er om het uit te geven. Keynes geloofde daarom dat mensen een geneigdheid tot sparen hebben zonder dat ze een prikkel (rente) nodig hebben om hun consumptie uit te stellen. Hij dacht dat deze neiging tot sparen zelfs destructief kan zijn wanneer ze leidt tot concentratie van rijkdom. Om die reden stond hij positief tegenover lage of zelfs negatieve rentekoersen.

Tijdens het lezen van sommige literatuur uit de late jaren ’30 en jaren ’40, werd ik getroffen door de intensiteit en de nauwelijks verholen emotionaliteit van het criticisme dat economen van het establishment tot Keynes richten. (35) Dit soort hoon is typerend voor elk debat waarbij het orthodoxe establishment voelt dat een nieuwe theorie de kernwaarden en -principes van hun terrein uitdaagt. Keynes’theorie biedt ten minste twee zeer diepgaande uitdagingen. Ten eerste, zijn idee van een natuurlijke tendens tot sparen beweert feitelijk dat geld zelf onderworpen is aan verminderend marginaal nut – hoe meer ik er van heb, des te minder bruikbaar elke extra dollar voor mij is. (36) Dit lijkt mij evident, maar is kennelijk niet zo duidelijk voor klassieke economen, die een lineaire vergelijking maken tussen geld en het nut van een individu en de maatschappij. In feite definiëren ze het op die manier en poneren de basis vooronderstelling dat mensen ernaar streven hun eigenbelang te maximaliseren door geld te maximaliseren.

Als we de lineaire vergelijking van geld en nut (i.e. “het goed”) verwerpen, verwerpen we ook de dierbare ideologie dat we ons gemeenschappelijke goed kunnen maximaliseren door economische groei te maximaliseren. We ontkennnen ook het utilitaritische argument van rijkdom-maximaliserend kapitalisme, waarmee de deur wordt opengezet voor ideëen die in plaats daarvan de eerlijke verdeling van rijkdom benadrukken. Wiskundig gezien is, wanneer geld onderworpen is aan afnemend marginaal nut, de optimale distributie van geld: zo gelijk mogelijk. Het bieden van een rechtvaardiging voor de herverdeling van rijkdom weg van de rijken is, dacht Keynes, heel natuurlijk, een banvloek voor de ideologieën van de rijken.

Maar Keynes’ visie van liquiditeit voorkeur impliceert een nog diepere uitdaging dan dit. Neem weer de tegenovergestelde visie in overweging, toegelicht door de klassieke economen en pleitbezorgers van de Oostenrijkse School, dat mensen van nature losbandig zijn. Zoals de negentiende-eeuwse econoom N.W. Senior stelt: “af te zien van het plezier dat in onze macht ligt, of te streven naar resultaten die ver weg in plaats van onmiddellijk nabij zijn, behoren tot de meest pijnlijke inspanningen van de menselijke wil.” (37) Hier is een meer recent voorbeeld, door een volgeling van Von Mises:

Geen aanbod van leenbare middelen kan bestaan zonder voorafgaand sparen, dat wil zeggen, zonder onthouding van enige vorm van mogelijke consumptie van aanwezige goederen (een overschot van actuele productie boven actuele consumptie)…. Er zou geen koers voor rente of tijdsvoorkeur zijn. Of veeleer, het rentetarief zou oneindig hoog zijn, hetgeen, overal buiten de Tuin van Eden, gelijk zou staan aan het leiden van een louter dierlijk bestaan, oftewel, aan de aanvulling van primitieve verblijfkosten door de realiteit tegemoet te treden met niets anders dan onze blote handen en een verlangen naar onmiddellijke bevrediging”. (38)

Rente is, in dat geval, een beloning voor zuinigheid, voor zelfbeheersing. In deze visie treffen we een echo van enkele diep verborgen ideologiën die onder onze beschaving liggen; bijvoorbeeld, dat zowel de spirituele als materiële vooruitgang van de mens ontstaat door het winnen van een oorlog tegen de natuur: natuurlijke krachten van buiten, en verlangen, plezier, en de dierlijke driften van binnen. Matigheid wordt een grote deugd; zonder dit, aldus de ideologie, zouden we niet beter zijn dan dieren. We zouden niet zijn opgestegen tot het geïsoleerde en betere menselijke rijk, verwijderd van de natuur. Karl Marx stelt het als volgt:

De cultus van geld heeft zijn ascetisme, zijn zelf-ontkenning, zijn zelf-opoffering –economie en soberheid, minachting voor aardse, tijdelijke en vluchtige genoegens; de jacht op de eeuwige schat. Vandaar de connectie tussen Engels Puritanisme, of ook Holland Protestantime, en geld verdienen. (39)

Deze mentaliteit doordringt onze cultuur. Je moet bevrediging uitstellen. Je moet je verlangens in de toom houden middels de gedachte aan toekomstige beloningen. Pijn nu is verdienste later. Doe je huiswerk voor het cijfer. Ga naar werk voor het salaris. Doe fitness om gezond te worden. Ga op een dieet om dun te worden. Wijdt je leven aan iets dat goed betaalt, zelfs als het niet je passie is, zodat je van een prettig pensioen kunt genieten. In al deze zaken passen we een regime toe van dreiging en prikkel, dat ontworpen is om onze luiheid te overwinnen, onze zelfzuchtigheid. Rente wordt een motivator in de oorlog tegen het zelf, het overwinnen van onze wellustige zorgeloosheid.

Maar is dit echt de natuur van de mens? Ligt het echt in onze aard om te consumeren en te over-consumeren zonder te denken aan andere mensen, andere wezens, of onze eigen toekomst? Nee. De oude Grieken, die er geen overdreven barmhartige visies ten aanzien van de menselijke natuur op na hielden, hadden het bij het juiste eind. Zoals Aristophanes zei, in alle dingen –brood, wijn, sex, enzovoorts- is sprake van verzadiging. Onze behoeften zijn beperkt, en wanneer we ze vervuld hebben, wenden we ons tot andere dingen en zijn we gericht op generositeit. “Maar wat betreft geld, is er geen verzadiging”. Het is niet de neiging tot consumeren die geen grens heeft; integendeel, grenzeloos verlangen ontstaat met geld. Na een oververzadiging van verbruiksartikelen te hebben bereikt, begeren mensen geld zelf, niet wat daarmee gekocht kan worden, en dit verlangen is grenzeloos. Neo-klassieke economie (en de Oostenrijkse School) heeft dit in omgekeerde richting, en Gesell en Keynes hadden het bij het juiste eind toen ze geld trachtten te ontdoen van ten minste een paar van zijn unieke kenmerken waardoor het verlangen ernaar grenzeloos is. Keynes besefte –en stelde dat ook explicitiet- dat de dominantie van liquiteitsvoorkeur boven tijdsvoorkeur een fundamentele vooronderstelling van zijn theorie was: een “psychologische wet”, noemde hij dit.

Natuurlijk, voor sommige mensen -eetverslaafden, sexverslaafden, alcoholverslaafden- bestaat er inderdaad geen verzadiging in de zaken die Aristophanes opstelde. Bewijst dit dat mensen uiteindelijk toch hebzuchtige wezens zijn? In feite werpt het voorbeeld van verslaving een verhelderend licht op hetgeen er mis is met geld. Verslaving treedt op wanneer we iets gebruiken als een vervanging voor wat we echt willen of nodig hebben -eten, bijvoorbeeld, als substituut voor verbinding; sex als substituut voor emotionele intimiteit; enzovoorts. Geld als universeel doel wordt een substituut voor veel andere dingen, inclusief juist die dingen die de geld economie heeft verwoest: gemeenschap, verbinding met plaats, verbinding met de natuur, vrije tijd, en meer.

Wanneer we spreken van de “liquiditeit” van geld, bedoelen we simpelweg dat we het altijd direct kunnen wisselen voor wat we maar willen. In een geldeconomie kunnen we ieder artikel voor ieder ander artikel ruilen, alleen niet zo direct, via het middel van wisselen (geld). Waarom, kortom, zouden we de voorkeur geven aan geld boven alle andere koopwaar? Uitgezonderd gevallen waarin we een behoefte hebben die terstond vervuld moet worden, hetgeen inderdaad het bij de hand willen hebben van bescheiden hoeveelheden rechtvaardigt, is de enige reden om geld te prefereren dat het geen waarde verliest tijdens de opslag. De onvergankelijkheid van geld maakt het niet alleen een universeel middel, maar tevens een universeel doel. Door geld vergankelijk te maken, behouden we het als middel maar niet als doel en door dit te doen, wekken we een idee van rijkdom tot leven dat radikaal anders is als alles wat we hebben gekend.

Meer voor mij is meer voor jou

Met de introductie van vrijgeld, wordt geld gereduceerd tot de rang van parapluis; vrienden en kennissen helpen elkaar op heel natuurlijke manieren met geldleningen. Niemand bewaart, of kan reserves van geld bewaren, aangezien geld gedwongen is te circuleren. Maar juist omdat niemand geldreserves kan vormen, zijn er geen reserves nodig. Want de circulatie van geld is gelijkmatig en ononderbroken. Silvio Gesell

In de moderne economie is het equivalent van ”universele middelen” en “universele doelen”, ”ruilmiddel” en ”opslag van waarde”. Een manier om het effect van negatieve rente te begrijpen is dat het deze twee functies scheidt. Dat is een diepgaande verschuiving. De meeste economen beschouwen het ruilmiddel en de waardeopslag als de bepalende functies van geld. Maar het combineren van deze twee functies in een enkel object is vragen om problemen, omdat het middel om te ruilen moet circuleren om succesvol te zijn, terwijl iets van waarde (letterlijk) wordt opgeslagen en buiten de circulatie gehouden. Deze contradictie heeft, eeuwenlang of meer, een spanning gecreërd tussen de rijkdom van een individu en de rijkdom van de samenleving.

De spanning tussen de rijkdom van het individuele en de rijkdom van de samenleving weerspiegelt het atomistische begrip van het zelf dat in onze tijden is gaan domineren. Een geldsysteem dat deze spanning oplost belooft daarom diepgaande consequenties voor het menselijk bewustzijn. In hoofdstuk 1 schreef ik, “Terwijl geld tegenwoordig het principe ‘Meer voor mij is minder voor jou’ vertegenwoordigt, zien we in een geef-economie dat ”meer voor jou” daadwerkelijk “meer voor mij” betekent, want zij die hebben geven aan hen die nodig hebben. Giften voeden de mystieke gewaarwording van deelname aan iets groters, dat toch ook onlosmakelijk verbonden is met het zelf. De axioma’s van rationeel eigenbelang veranderen omdat het ‘zelf’ zich kan uitbreiden door iets van de ander op te nemen. Kunnen we geld doordrenken met dezelfde eigenschap die de gift kenmerkt?

In een economie die gebaseerd is op vrij-geld betekent rijkdom iets totaal anders als wat dit thans betekent, en neemt daarbij eenzelfde soort gedaante aan als in primitieve, op geschenken gebaseerde samenlevingen. In jager-verzamelaar samenlevingen, die over het algemeen nomadisch waren, waren bezittingen letterlijk een last. De “meeneemkosten” waar alles tegenwoordig mee is behept, behalve geld, waren zeer echt. Ook in zittende landbouw-samenlevingen, gaven bezittingen zoals vee en graanopslagen, hoewel ze gewild waren, niet dezelfde mate van zekerheid als ingebed te zijn in een rijk web van sociale relaties van geven en ontvangen. Graan kan rotten en vee kan sterven, maar als je met je rijkdom vrijgevig naar de gemeenschap bent geweest, heb je weinig te vrezen.

Vrij-geld herintroduceert de economische mindset van een jager-verzamelaar. In ons huidige systeem is het veel beter duizend dollar te hebben dan dat tien mensen jou honderd dollar schuldig zijn. In systeem van negatieve rente, is, tenzij je het geld nu direct moet uitgeven, het tegenovergestelde waar. Aangezien geld mettertijd minder waard wordt, wil ik, als ik geld heb dat ik niet gebruik, het graag aan jou lenen, net als wanneer ik meer brood hebben zou dan ik zou kunnen eten. Als ik in de toekomst iets nodig heb, kan ik vragen om mijn uitstaande gelden of nieuwe scheppen, met wie ook maar in mijn netwerk meer geld heeft dan hij of zij onmiddellijk nodig heeft. Het is hetzelfde wanneer een primitieve jager een groot dier doodde, en hij of zij het grootste deel van het vlees weggeeft naar gelang de rang van verwantschap, persoonlijke affectie, en behoeften. Net als met vervallende valuta, was het veel beter om van veel mensen “iets tegoed te hebben” dan om een grote berg rottend vlees te hebben, of zelfs gedroogd vlees dat getransporteerd moest worden, of verzekerd. Waarom zou je dat zelfs maar willen, wanneer jouw gemeenschap net zo vrijgevig is naar jou als jij naar hen? Zekerheid kwam door delen. Het geluk van je buurman was net zo goed jouw geluk. Als er een onverwachte grote bron van rijkdom op je pas kwam, gaf je een enorm feest. Een lid van de Pirahã stam, gevraagd naar voedselopslag, legt het als volgt uit: “Ik sla vlees op in de buik van mijn broer.” (40) Of neem het !Kung begrip van rijkdom dat wordt onderzocht in deze uitwisseling tussen anthropoloog Richard Lee en een !Kung man, !Xoma:

Ik vroeg !Xoma, “wat maakt een man een //kaiha [rijk man] –als hij veel zakken //kai [kralen en andere waardevolle zaken] in zijn hut heeft? “ “Het hebben van //kai maakt je niet tot een //kaiha”, antwoordde !Xoma. “Wanneer iemand veel goederen laat rondgaan noemen we hem //kaiha.”

Wat !Xoma leek te zeggen was dat niet het aantal van je bezittingen je rijkdom bepaalden; het was het aantal vrienden dat je had. De rijke persoon werd gemeten naar de frequentie van zijn of haar transacties en niet naar de inventaris van goederen die men in bezit had. (41)

Rijkdom in een vrij-geld systeem ontvouwt zich in iets dat lijkt op het model van de Noordwest Pacific of Melanesië, waarin een leider “optreedt als een rangeerstation voor goederen die wederzijs stromen tussen zijn eigen en soortgelijke maatschappelijke groepen. “(42) Status was niet geassocieerd met de opeenhoping van geld of bezittingen, maar eerder met een grote verantwoordelijkheid voor vrijgevigheid. Kun je je een maatschappij inbeelden waar het hoogste prestige, macht, en leiderschap wordt verleend aan degenen met de grootste geneigdheid en capaciteit om te geven?

Aldus was de situatie in archaïsche maatschappijen. Status kwam door generositeit, en generositeit schiep dankbaarheid en verplichting. Om een heer of koning te zijn, moest je overdadige feesten geven en kwistig geschenken uitdelen aan vrienden en onderdanen. We hebben hiervan een bijzonder helder voorbeeld in de Nibelungen, de grote Duitse sage van de hoge middeleeuwen die gebaseerd is op bronmateriaal van veel eerder. Wanneer Kriemhield, weduwe van de grote held Siegfried, begint met het kwistig weggeven van de schat die ze van hem geërfd heeft, voelt de koning zich dusdanig bedreigd dat hij haar laat vermoorden en de schat in de Rijn laat dumpen (waar hij tot op heden verblijft !) De autoriteit van de koning werd ondersteund door giften, en die autoriteit was ondermijnd toen iemand anders grotere giften begon te geven dan hij.

De nul-rente leningen in een vrij-geld economie zijn analoog aan de giften van destijds. Hoewel zulke leningen schijnbaar het principe van de gift schenden dat de wedergift niet van te voren wordt gespecificeerd, zijn het niettemin giften: geen giften van geld als zodanig, maar van het gebruik van geld. In de oudheid waren de verplichtingen en verwachtingen die door geschenken werden gegenereerd sociaal bepaald. Hier en nu is hetzelfde het geval: de sociale bepaaldheid neemt de vorm aan van contracten, overeenkomsten, wetten, enzovoort. Aan de basis van deze specifieke vormen ligt een identieke dynamiek: zij die meer hebben dan ze nodig hebben geven het aan anderen. Zo simpel is het, een uitdrukking van de aangeboren vrijgevigheid van de mens die ik beschreef in hoofdstuk 1. Alles wat er nodig is is een geldsysteem dat die vrijgevigheid aanmoedigt, in plaats van afschrikt. Er is geen wonderlijke verandering in de menselijke natuur noodzakelijk. Zoals ik beschrijf in The Ascent of Humanity,

Waar zekerheid in een op rente gebaseerd systeem afkomstig is van het opeenhopen van geld, is het in een systeem met overliggeld afkomstig van het hebben van productieve kanalen waardoorheen het geleid kan worden –dat betekent, een knooppunt te worden in de stroom van rijkdom en niet een punt voor de opeenhoping ervan. Met andere woorden, het legt de focus op relaties, niet op “hebben”. Dit komt overeen met een andere gewaarwording van zelf, die niet wordt bevestigd door meer en meer van de wereld binnen de grenzen van mij en het mijne in te sluiten, maar door het ontwikkelen en verdiepen van relaties met anderen. Het moedigt wederzijdsheid, delen, en de snelle circulatie van rijkdom aan.

Soms vragen mensen of negatieve-rente valuta, net als inflatie, niet nog grotere consumptie stimuleren. In economisch opzicht zou dit alleen gebeuren wanneer de demurrage-koers te hoog is, hetgeen leidt tot een voorkeur voor goederen boven geld als een opslag van waarde. (43) Beide moeten gelijk zijn. Maar laten we dit gegeven nog wat dieper onderzoeken. Wanneer ik een beschrijving geef van geld in overvloed, protesteren mensen, “Maar we leven in een wereld van schaarste. Natuurlijke middelen zijn gelimiteerd, en we hebben ze bijna allemaal verbruikt. Het probleem is dat we ze behandeld hebben alsof ze ongelimiteerd zijn.” Dienovereenkomstig zou men kunnen denken dat een houding ten aanzien van, en geld in overvloed het laatste is dat we kunnen gebruiken.

Als antwoord op deze zorg, ga ten eerste eens na of onze betaalmiddel-van-schaarste inderdaad onze consumptie van schaarse middelen heeft gelimiteerd. Dat is niet het geval. De schaarste van geld heeft hun omzetting in geld verergerd. Het is een houding van schaarste, niet van overvloed, die geleid heeft tot de uitputting van ons natuurlijke gemeenschapsgoed. Competitie en de opeenhoping van meer dan men nodig heeft zijn een natuurlijke respons op een waargenomen schaarste aan middelen. De obscene overconsumptie en de verspilling van onze samenleving ontstaan uit onze armoede: het tekort van het bestaan dat het afzonderlijke en separate zelf teistert, de schaarste aan geld in een systeem dat op rente is gebaseerd, de armoede van een relatie door het verbreken van onze banden met de gemeenschap en de natuur, de onophoudelijke druk iets te doen, wat dan ook, om in je onderhoud te kunnen voorzien. Het contrast is de natuurlijke respons op een sfeer van overvloed: vrijgevigheid en delen. Dit omvat zowel delen binnen het menselijke gebied als daarbuiten. Vanwaar is onze fanatieke race om natuur om te zetten in handelsartikelen die niet eens tegemoet komen aan echte behoeften afkomstig, anders dan uit onzekerheid?

Ga maar na. Is het vanuit een houding van schaarste of van overvloed dat iemand vijftig paar schoenen koopt? Is het de zekere of de onzekere persoon die een derde sportwagen koopt en een huis van 1000 m2? Vanwaar deze drang om te bezitten, te domineren, te controleren? Deze komt van een eenzaam, behoeftig zelf in een vijandige, niet-gevende wereld.

Vrij-geld belichaamt de spirituele leringen van overvloed, onderlinge verbondenheid, en vergankelijkheid. Deze leringen leggen echter een waarheid aan ons voor die in conflict is met de wereld die we door onze geloofsovertuigingen hebben gecreërd, in het bijzonder de overtuigingen die het verhaal van het geld vorm geven. Het wordt tijd dat we aan een nieuwe wereld gaan wennen, waarin we niet langer proberen rijk te worden door te houden, te hamsteren, te hebben. Dit is een wereld waarin we rijk zijn door te geven. De “voorspoed programmerende” New Age leraren die ik bekritiseerde in hoofdstuk 6 verkondigen in feite een belangrijke waarheid. We moeten inderdaad een houding van overvloed aannemen en een wereld scheppen die dit belichaamt.

Beste lezer, bedenk het volgende: ben jij het echt die zegt:” Ik zal jou geld lenen -maar alleen als je mij er nog meer van teruggeeft”? Als we geld nodig hebben om te leven, is dat dan geen formule voor slavernij? Het is opmerkelijk dat het vergeven van schulden waar Solon beroemd door was deels werd geimplementeerd vanwege het groeiend aantal onderdanen in dienaarschap van schulden. Tegenwoordig voelen jonge mensen zich een slaaf van hun studentenleningen, huizenbezitters van hun hypotheken, en hele Derde Wereld landen van hun buitenlandse schulden. Rente is slavernij. En aangezien de conditie van slavernij de slavenhouder net zoveel omlaag haalt als de slaaf, willen we er in ons hart niets mee te maken hebben.

Als je geld aan iemand uitleent, ben jij het dan werkelijk die deze verplichting boven haar hoofd laat hangen, voor eeuwig en altijd? Rente op een lening draagt daar nog aan bij: het is een drukmiddel om deze terug te betalen. Het is de dreiging, “Als je me niet terugbetaalt, gaat dit groeien en groeien.” Een nul-rente of negatieve-rente lening draagt een zekere vrijheid met zich mee. Wat er aan ontbreekt is de dreiging van levenslange schuld-slavernij. (44) Naar mijn mening is negatieve rente heel natuurlijk. Als ik een vriend geld leen, en ze betaalt me niet terug, wil ik op een zeker moment zeggen: “Laat het maar zitten – ik wil niet dat dit eeuwig boven je hoofd blijft hangen.” Ik wil niet vast blijven houden aan oude zaken, oude schulden. Een geld systeem van negatieve rente versterkt deze gezonde tendens, ons allen aangeboren, om los te laten, het verleden los te laten, en verder te gaan.

Noten

(1) Overliggeld had oorspronkelijk betrekking op de opslagkosten voor goederen, bijvoorbeeld bovenop de vrachtkosten van een schip. Deze term is op een natuurlijke manier van toepassing op waardeverliezende valuta omdat het van toepassing is op het gebruik van geld als een ‘’opslagplaats’’ van waarde. De goederen waarvoor het zou kunnen worden ingewisseld hebben onderhoudskosten, vrachtkosten, en opslagkosten; dat zou ook met geld het geval moeten zijn. Het nadeel van deze term is dat meeste mensen er niet mee bekend zijn en hem ongemakkelijk vinden. Geld afwaarderen betekent impliciet dat de waarde van geld in de loop der tijd daalt. Helaas wordt dit begrip vaak misverstaan als een vermindering in de koopkracht van de valuta zelf, in plaats van in de waarde van elke munt op zichzelf. Normaal gesproken refereert waardevermindering aan de waarde van valuta in relatie tot andere valuta. “Negatieve rente” drukt het basisidee zeer efficiënt uit, vooral als beschrijving van het systeem als geheel. Het kan echter verwarring veroorzaken, aangezien rente meestal van toepassing is op geld lenen en niet op geld zelf. Ik zal deze verschillende begrippen in dit boek afwisselend van elkaar gebruiken, samen met Silvio Gesell’s begrip “vrij-geld”.

2. Kennedy, Interest and Inflation-Free Money, 40.

3. Zarlenga, Lost Science of Money, 253.

4. Zonder de stempels zou de effectieve waarde 88 dollarcent zijn.

5. Er zijn slechts enkele geschriften van Gesell vertaald in het Engels. Ik zou geinteresseerd zijn om te weten of hij ecologische thema’s aanhaalt in zijn omvangrijke Duitse werken.

6. Gesell, The Natural Economic Order, hoofdstuk 4.1.

7. Keynes bespreekt Gesell in hoofdstuk 23 van zijn klassieke “Algemene theorie van Geld, Werkgelegenheid en Rente”. Hij vindt diens redeneringen geldig maar incompleet, en stelt dat ze ”er niet in slagen tot het wezen van de zaak te komen”. In een later deel zal ik zijn voornaamste kritiek, dat Gesell nalaat de liquiditeitsbonus van andere vormen van geld in overweging te nemen, behandelen.

8. Dit meldden de nieuwsberichten van destijds (i.e. Cohrssen, “Wara”).

9. Fisher, Stamp Scrip, hoofdstuk 4.

10. Thomas Greco citeert drie verslagen die in in de krant van 1934 verschijnen: Alexander von Muralt,”The Wörgl Experiment with Depreciating Money”; M. Claude Bourdet, “A French View of the Wörgl Experiment: A New Economic Mecca”; en Michael Unterguggenberger, “The End Results of the Wörgl Experiment”. Greco bestrijdt ..de opvatting dat het succes van deze valuta moet worden toegeschreven aan demurrage.

11. Wüthrich, “Alternatives to Globalization.”

12. Champ, “Stamp Scrip: Money People Paid to Use” Federal Reserve Bank of Cleveland Research Paper, 1 april 2008.

13. Fisher, Stamp Scrip, hoofdstuk 5.

14. Lietaer, The Future of Money, 156-160.

15. Champ, Bruce,”Stamp Scrip”.

16. Mankiw, N. Gregory: “It May Be Time for The Fed to Go Negative” New York Times, 18-04-2009.

17. Onbekende auteur: “Depreciating Currencies: The Money-Go-Round,”, Economist, 22 januari 2009.

18. Hall en Woodward, “The Fed Needs to Make a Policy Statement.”

19. Koenig en Dolmas, “Monetary Policy in a Zero-Interest Economy”.

20. De laatste twee mogelijkheden worden besproken door Buiter, “Negative Interest Rates”.

21. Data van de officiële website van de Riksbank, www.riksbank.com/swedishtat/.

22. Baker, “No Way Out.”

23. Dit kan zelfs prijs inflatie veroorzaken vanwege een speculatieve opbieding van de prijzen voor goederen in de afwezigheid van productieve investerings mogelijkheden.

24. Sommige van mijn meer geïnformeerder lezers zullen ongetwijfeld protesteren dat het een misvatting is dat banken geld verdienen aan de spreiding van rente koersen. Wanneer banken een lening afsluiten, zeggen ze, dan lenen ze geen geld uit van de inleggers maar creëren veeleer nieuw geld -krediet- door een simpele boekhoudkundige invoer. Helaas is ook dit een verstoring van de ontwikkelingsgang van geld. Ik leg dit nader uit in de Appendix: Quantum Geld en de Reserve Vraag. De slotsom van de huidige voorstellen is dat negatieve-rente bankieren in veel belangrijke opzichten fundamenteel gelijk zou zijn aan het huidige bankieren (althans voordat de “casino economie” het overnam).

25. De meeste fysiologische beschrijvingen van het hart vergelijken het met een pomp, maar het hart voorziet geenszins in de stuwende kracht voor bloedcirculatie. Het zou voor een orgaan van 300 gram onmogelijk zijn om een kleverige vloeistof door duizenden kilometers kleine aderen te pompen. In werkelijkheid begint embryonale circulatie voordat er zelfs een hart aanwezig is, het heeft zijn eigen endogene momentum gesteund door de relatie met het volledige circulatoire systeem en zelfs het gehele lichaam. Het hart zet de stroom tijdelijk stil, hetgeen het atrium uit doet zetten alvorens te worden losgelaten in de hartkamer. Het lijkt meer op een hydraulische stromram dan op een pomp, met daarbij nog een roterende functie om de spiraalsgewijze beweging van het bloed in stand te houden.

26. Overigens probeert de Fed deze luisterende, modulerende functie reeds uit te oefenen. Meredith Walker, een voormalige Fed econome, beschrijft hoeveel van haar werk in de voorbereiding voor de Open Market Comittee bijeenkomsten de comminicatie met ontelbare zakelijke en finaniële instituties betrof, daadwerkelijk luisteren naar de polsslag van de economie. Monetair beleid was een natuurlijke reactie op dit luisteren, behalve wanneer politieke inmenging de natuurlijke reatie belemmerde en de Fed in een meer controlerende rol boog, zoals die van een pomp.

27. Keynes, The General Theory of Employment, Interest, and Money, boek 4, hoofdstuk 23, sectie 4.

28. Bovendien, in dit systeem zouden rente-koersen op hoge liquide schulden-op-afroep naar de demurrage koers neigen.

29. Anoniem commentaar op http://blogs.ft.com/maverecon/2009/05/negative-interest-rates-when-are-they coming-to-a-central-bank-near-you/.

30. De marginale efficiëntie van kapitaal verwijst naar het verwachte rendement op elke dollar van nieuwe investeringen.

31. Keynes, The General Theory of Employment, Interest, and Money, hoofdstuk 17, sectie 2.

32. Ibid., sec. 3.

33. Wanneer rente boven economische groei uitstijgt, claimen ze in wezen een grotere en groter proportie van de rijkdom van de maatschappij voor zichzelf –en dit zonder risico, dankzij de uitkoop.

34. Rösl (2006).

35. Zie, bijvoorbeeld, Holden, “Dhr. Keynes’ Consumptie Functie en het Postulaat van Tijdsvoorkeur. Dit artikel laat de ideologische principes zien die op het spel staan, hierin geformuleerd als “psychologische wetten”.

36. Het verminderen van marginaal nut wordt vaak geillustreerd aan de hand van het toedienen van meststoffen. De eerste ton verdubbelt de oogst; de volgende ton vermeerdert de opbrengst met 10 procent; de volgende met slechts 1 procent, en zo voort. Dit is een zeer algemeen principe. Waarom zou het niet ook van toepassing zijn op geld?

37. Senoir, Outline of the Science of Political Economy, geciteerd in Handon en Yosifon, “The Situational Character”, 76. Men kan zich niet aan de implicatie onttrekken dat een pijnlijke inspanning van de wil een bewonderenswaardige deugd is.

38. Hoppe, “The Misesian Case against Keynes”; cursivering toegevoegd.

39. Marx, Karl. Grundrisse, New York. Penguin Classics, pag. 230.

40. Everett, Daniel. L. “Cultural Constraints on Grammer and Cognition in Pirahã. Another Look at the Design Features of Human Language”. Current Anthropology 46:4, 2005.

41. Lee, Richard. The Dobe !Kung, New York. Holt, Rinehart and Winston, 1984. pag. 101

42. Shalins, Marshall. Stone Age Economics, New York, Routledge. P. 209

43. Zou de demurrage koers te hoog zijn, dan kunnen ook speculatieve kapitaalinvesteringen optreden, resulterend in overcapaciteit, inflatie, en een cyclus van booming-en-instorting. De Fed of centrale bank zou dezelfde functies moeten uitoefenen als ze (naar we veronderstellen) tegenwoordig doet, het bedwingen van economische oververhitting door rentetarieven te verhogen (de demurrage graad dichter bij nul te brengen). Er kunnen mogelijk in de toekomst zelfs tijden zijn waarop het passend is dat rentetarieven terugkeren in positieve contreien. Dat zou een tijd zijn van hoge economische groeisnelheid. Op die manier zou de risico-vrije rente graad minder zijn dan de graad van economische groei, daarmee de concentratie van rijkdom die rente gewoonlijk veroorzaakt voorkomend. Niettemin, ik denk dat zo’n scenario onwaarschijnlijk is wanneer groei niet langer gesubsidieerd wordt door de niet-duurzame onttrekking van natuurlijke voorraden, en wanneer de terugvordering van sociaal kapitaal het rijk van betaalde diensten heeft doen krimpen.

44. Dit betekent niet dat crediteuren geen beslag zouden kunnen laten leggen op onderpanden of rechtbanken schuldenaren laten veroordelen omdat ze in gebreke blijven om betalingen te doen op de vastgestelde datum. Wat het wel zou betekenen is, dat des te langer ze wachten, des te minder ze zullen ontvangen.