HOOFDSTUK 13 – GELIJKBLIJVENDE EN KRIMP-ECONOMIE

Oneindige groei van materiële consumptie in een eindige wereld is een onmogelijkheid.

-E.F. Schumacher

DUURZAAMHEID HEROVERWOGEN

De laatste twee hoofdstukken hebben een economie geschetst die duurzaam is: ze omvat de ecologische grenzen van de planeet, en floreert zonder structurele behoefte aan een eindeloos groeiende consumptie. Maar moet duurzaamheid ook onze hoogste aspiratie zijn?

Ik heb lange tijd ongeduld gevoeld ten aanzien van “duurzaamheid”, alsof dat een doel in zichzelf zou zijn. Is het niet belangrijker te denken over datgene wat we verduurzamen willen, en dus wat we creëren willen? Veel mooie, noodzakelijke dingen zijn niet duurzaam: zwangerschap, bijvoorbeeld. De recente verschuiving van het denken over duurzaamheid in de richting van transitie vind ik bemoedigend. Waar onze transitie naar toe gaat zal veel duurzamer zijn dan onze huidige manier van leven, maar dat is niet het ultieme doel, zoals het ultieme doel van het leven niet is louter in leven te blijven.

Een kernbegrip van heilige economie is dat het eerder een verlengstuk van ecologie is dan een uitzondering hierop. Dus moeten we vragen: is de natuur fundamenteel stabiel, duurzaam, of harmonieus? Heeft ze de eigenschappen die we in een samenleving willen? Sommige mensen verwerpen het idee dat de natuur harmonieus of in balans is, en benadrukken daarentegen de wrede, competetieve en verspillende aspecten. Deze positie heeft diepe ideologische implicaties, omdat het het programma van de Opkomst rechtvaardigt: het domineren en overmeesteren van de natuur door wetenschap en technologie. Mensen die instemmen met deze visie hebben gewoonlijk ook een Hobbesiaanse visie op primitieve samenlevingen en menselijke natuur en beschouwen de beschaving met haar diverse methodes van sociale controle als een grote verbetering ten opzichte van barbaarse, primitieve tijden. Dit maakt deel uit van het verhaal van Opkomst – het ontstijgen aan onze dierlijke aard naar een exclusief menselijk rijk.

De visie op natuur als een uitgestrekte competetieve arena, een Darwinistische overlevingsstrijd tussen verschillende strijdende organismen, weerklinkt in de economische theorie. In de biologie staat dit paradigma onder toenemende druk, maar de economische vertaling ervan is bij de meeste professionele economen en beleidsmakers nog allesoverheersend. Net als de darwinistische “zelfzuchtige genen” geacht worden hun reproductieve eigenbelang te maximaliseren, tracht Adam Smith’s ”economische mens” zijn economische eigenbelang te maximaliseren. Dat is een fundamentele aanname van de economie, het instrument om de wetten van vraag en aanbod te formuleren.

In de laatste twee decennia is een belangwekkende paradigmaverschuiving ontstaan in de biologie waarbij de nadruk wordt gelegd op coöperatie, symbiose en homeostatisch onderhoud van het geheel, dat groter is dan het afzonderlijke organisme. Daarbij is ook de genetische integriteit zelf ter discussie komen te staan, toen nieuwe ontdekkingen het belang gingen aantonen van het delen van genen over de grenzen van organisme en soort heen. Het instorten van het paradigma van strijdende separate zelven in de biologie correspondeert met gelijksoortige ontwikkelingen in psychologie, sociologie en –ja- economie. Competitie en het “overleven van de sterkste” kan in geen enkel gebied meer axiomatisch zijn.

Dat wil niet zeggen dat competitie onbelangrijk is, of dat de natuur onveranderlijk is. Niet-duurzame processen komen voor in de natuur, en dat zijn geen aberraties. Zij dienen evenzeer een doel: het voortdrijven van systemen van de ene fase in de andere.

Tijdens een recente conferentie maakte iemand bezwaar tegen mijn visie van de wet van terugkeer door de observatie dat natuurlijke systemen soms wel degelijk grote hoeveelheden afval produceren die geen enkel ander organisme kan benutten en die het milieu voor allen vergiftigen. Misschien dacht hij aan de Precambriaanse zuurstof catastrofe, toen fotosynthetische organismen ontstonden die de atmosfeer “vergiftigden” met hun afvalproduct: zuurstof. In de klassieke opvatting zou deze verstoring van de natuur het einde van het leven op aarde betekend hebben als zich niet het zeer gelukkige ontstaan van aerobe organismen, die zuurstof uit de atmosfeer kunnen verwijderen, had voltrokken. Dit was geen harmonie van de natuur – dit was een mutatie met een hoogst onwaarschijnlijke kans. De conclusie is dat we niet kunnen afgaan op de harmonie van de natuur, dat we ons altijd op de rand van een catastrofe bevinden en daarom technologische controle over de natuur, het lichaam, en de menselijke natuur moeten uitoefenen. Dit is de ideologie van Opkomst, die congruent is met de economische ideologie van groei, en vijandig ten aanzien van een gelijkblijvende economie. Mijn vragensteller ging niet zover; zijn punt was in feite: “Beroep je niet op de wetten van de natuur om een nulgroei economie te rechtvaardigen.”

Ik zou het catastrofe-fenomeen in een bredere context willen trekken. Het is waar dat curves met een positieve feedback, zoals de Precambriaanse zuurstof catastrofe, in de natuur voorkomen. Ze komen echter op speciale momenten – momenten van transformatie. Zo vindt bij een geboorte bijvoorbeeld een cascade van positieve feedback plaats, waarbij zelfversterkende en zelfvergrotende hormonen het proces in gang zetten. Het bevallen van een kind is niet duurzaam – het zou de moeder ombrengen als het te lang aan zou houden – maar als het doel eenmaal is bereikt, keert de moeder terug tot homeostase. Fases van positieve feedback brengen een organisme of ecosysteem van een oude fase van gelijkblijvende staat tot een nieuwe.

We kunnen op exact dezelfde manier naar geld kijken. Geld is, samen met technologie, een van de sleutel “hormonen” van het menselijke meta-organisme dat ons op een niet-duurzame koers naar een nieuwe staat drijft. Technologie bouwt voort op technologie uit het verleden en creëert problemen die nog meer technologie noozakelijk maken. Kapitaal bouwt voort op kapitaal uit het verleden en wordt gecreëerd door rentedragende schuld, waardoor in de toekomst exponentieël meer kapitaal gecreërd moet worden. Inderdaad, niet duurzaam, maar alleen dán onnatuurlijk wanneer we het tot na de houdbaarheidsdatum behouden willen. Processen van positieve feedback komen altijd aan hun grens. De samentrekkingen van de aarde intensiveren maar tot aan een bepaald punt – en dan wordt een kind geboren. Wat wij in ontzetting waarnemen als een exponentiële groei curve is is werkelijkheid een curve van een transitie fase.

TRANSITIE NAAR EVENWICHT: BOTSING OF TOTAL LOSS?

De figuren 2 tot en met 5 geven hiervan een illustratie. De ononderbroken lijn stelt de groei voor van geld, bevolking, energieconsumptie, gebruik van bronnen, CO2 uitstoot, en heel veel andere zaken, tot aan de huidige tijdspanne. Het is een exponentiële curve. De stippellijnen stellen 4 toekomst-scenario’s voor. Figuur 2 geeft de techno-topische mythe van de Opkomst weer, die zegt dat exponentiële groei voor altijd kan doorgaan en zal doorgaan, omdat wij de Melkweg en het universum zullen veroveren. De mythe zegt dat wanneer we voorbij de grenzen van de aarde groeien, we de sterren zullen koloniseren, en andere planeten zullen omvormen tot een nieuwe aarde; dat de oneindigheid van het universum onze oneindige exponentiële groei mogelijk maakt. Het huidige economische beleid belichaamt nog altijd de curve in figuur 2. Hoewel veel mensen ondertussen inzien dat een continuering van exponentiële economische groei de basis van het leven op aarde bedreigt, is dit besef nog niet doorgedruppeld in het mainstream economische discours, dat de focus nog altijd op economische groei heeft.

Figuur 2. Doorgaande exponentiele groei

Figuur 3. Piek en instorting

De angst van de pessimisten is dat de continuering van de exponentiële curve tot dusver slechts figuur 3 kan betekenen – een catastrofale crash, en dan terug naar de basis. Dit is in wezen de voorspelling van “instorting”denkers binnen de antiburgerlijke- en de Peak Oil beweging, die onze huidige conditie vergelijken met de demografie van dieren als sprinkhanen, waarbij een massale populatie-explosie hun aantallen ver boven de draagkracht van het land stuwt, gevolgd wordt door een ineenstorting van de popluatie. Wij leven eveneens ver boven de draagkracht van de aarde, zeggen zij, en een bevolkingsimplosie is dan ook onvermijdelijk.

Doemdenken, instorting-scenario’s als Armageddon, popularisatie van voorspellingen rondom 2012, of andere rampzalige einde-van-de-wereld-gebeurtenissen hebben een zekere emotionele aantrekkingskracht, die ik zelf, zo moet ik bekennen, ook wel eens heb gevoeld. Een deel van mij wil eruit. Hierin sta ik niet alleen. Velen van ons hebben genoeg van de moderne wereld, met haar geweld, vervreemding, armoede, en doodsheid, en we wanhopen of we haar ooit nog zullen veranderen. Een wereld-veranderende gebeurtenis die dat voor ons doet is aanlokkelijk, of het nu een wonderbaarlijke technologie is die ons redden zal, of Jezus, of UFO’s, of zelfs een geologische, sociale of economische ramp. Veel instortings-denkers voelen zich ook aangetrokken door hetgene dat mogelijk op de ramp zal volgen: een meer low-tech, gemeenschappelijke samenleving, verbonden door natuur, geest, en de oude gebruiken. Bovendien, het vooruitzicht van een economische of ecologische ineenstorting bevredigt dat wraakzuchtige deel in ons dat wil zeggen: “Ik had het je toch gezegd” – het deel dat wil dat de slechteriken worden gestraft.

Maar helaas brengen ineenstorting scenario’s immens lijden met zich mee: honderden miljoenen of miljarden slachtoffers. Bovendien halen ze het volledige bouwwerk van een beschaving onderuit, zowel de goede als de slechte aspecten. Dat zou OK zijn als technologie en cultuur inderdaad een vergissing zouden zijn; ik denk echter dat onze gaven, net als die van alle levende wezens, een doel hebben, een doel dat we nog moeten ontdekken. We laten onze kindertijd achter ons, en de crises die we geschapen hebben bieden een eerste gelegenheid onze talenten in te zetten waar ze werkelijk voor bedoeld zijn. Op een subtiele manier is het geheel en al uitvlakken van onze gaven dezelfde mentale positie van Afgescheidenheid als wanneer we ze boven de rest van de natuur stellen. Beide zijn een soort antropocentrisch exceptionalisme. Kunnen we onszelf als volwassen soort met de natuur herenigen?

Met dit in gedachten geef ik nog twee curves, die evenzogoed aansluiten bij de huidige uitgangspunten. Figuur 4 laat een curve zien die vrij algemeen in de natuur voorkomt: een tijd van snelle groei die uiteindelijk afzwakt en dan een gelijkblijvende staat bereikt. Deze curve zou de blauwdruk kunnen zijn van de groei in een menselijke adolescent, de totale biomassa van vegetatie die op braakliggend land groeit, of de introductie van een nieuwe populatie van bacteriën in een petrischaal met een constante voedeseltoevoer.

Figuur 4. Afvlakkend naar evenwicht

Figuur 5. Piek, dan evenwicht

Figuur 5 geeft een ander gebruikelijk patroon weer: een piek boven lange-termijn niveaus van duurzaamheid, gevolgd door een graduele afname naar een gelijkblijvende staat.

Fasen van snelle groei, voortgedreven door competitie en gevolgd door een transitie-fase naar een gelijkblijvende staat, zijn in de natuur zeer gebruikelijk. Denk aan een onvolgroeid ecosysteem van onkruid en jonge boompjes in hun wedren om het zonlicht. Dit is slechts een fase van een groter proces dat culmineert in een symbiotisch, complex, non-lineair en stabiel bos. Ondergedompeld in een economie en ideologie die overeenkomen met het onvolgroeide ecosysteem, hebben we de onstuimige competitie beschouwd als een natuurlijk gegeven. Misschien is de mensheid ook volwassen aan het worden, zichzelf organiserend in wederzijdse gehelen waarin competitie en groei niet langer primair zijn.

En inderdaad, recente demografische statistieken laten geen ineenstorting van de bevolking zien, maar een snelle afremming in groei. We zullen vervolgens ofwel een afvlakking van de bevolkingsaantallen waarnemen, wanneer deze een asymptoot van ongeveer 8 of 9 miljard mensen bereiken (Figuur 4), ofwel een piek rondom datzelfde niveau, gevolgd door een afname tot een gelijkblijvende staat van een paar miljard (Figuur 5). Wanneer we deze curves in economisch termen interpreteren, zal óf de monetisatie van het leven langzamer gaan en stoppen (i.e. economische groei zal geleidelijk afnemen tot we een gelijkblijvende, nul-groei economie bereiken), ofwel treedt eerst enige krimp op alvorens stabilisatie plaats zal vinden, op een lager niveau (lager BBP per hoofd van de bevolking) dan nu. Figuur 4 toont het eerste scenario, Figuur 5 het tweede. In beide gevallen, zowel wat betreft de bevolking als de economie, voorzie ik de laatste.

Demografische statitieken ondersteunen dit vooruitzicht. Wanneer een land volledige industralisatie bereikt, neemt het geboortecijfer af – in de meeste gevallen tot onder het vervangingsratio. Dit impliceert een geleidelijke, natuurlijke afname van de populatie, niet een catastrofale massa-sterfte. Ik denk dat op een helende planeet zowel BBP als de bevolkingsaantallen zullen pieken in de volgende drie decennia, afvlakken, en dan inkrimpen met een paar procent per decennium tot ze een duurzaam niveau bereiken. 1) De trend is al begonnen: zoals de VN in 2006 voorzagen is de vruchtbaarheidsgraad van de wereld in het laatste decennium gezakt van 2.65 tot 2.55 levend geborenen per vrouw. Gedurende de laatste halve eeuw zijn de vruchtbaarheidcijfers in de meeste hoog-geindustrialiseerde landen enorm gedaald, in de meeste gevallen tot ruim onder de vervangingsratio van 2.1. Interessant hierbij is dat de omgekeerde correlatie tussen de index van de menselijke ontwikkeling van een land (HDI, een maatstaf van welzijn die niet behept is met de vele gebreken van het BBP) en haar vruchtbaarheidsratio in de laatste paar jaar omgeslagen is naar de hoogste toppen van HDI. Met andere woorden, de vruchtbaarheidsgraad vertoont tekens van herstel tot dicht bij de vervangingsgraad wanneer economische ontwikkeling haar voltooiing nadert. 2)

Het is niet mijn bedoeling om deze statistieken meer te laten zijn dan suggesties van een mogelijkheid. Ik ga niet proberen de toekomst te voorspellen, maar ik denk dat de verwoestingen van Afgescheidenheid, zoals het in geld omzetten van gezondheids-kapitaal, in drastisch gereduceerde vruchtbaarheid zullen uitmonden, en in een toegenomen sterfte gedurende de komende halve eeuw. De wereldbevolking rond 2100 is mogelijk iets kleiner dan nu. In de economie zal veel van wat nu koopwaar is dat niet langer zijn, want nieuwe, cooperatieve economische vormen ontstaan om te voorzien in de plaatselijke behoeften.

De ernst van de “botsing” in figuur 5 hangt af van hoe ver we boven het basisniveau van duurzaamheid uitgeschoten zijn. Ik geloof dat we onze kans op een moeiteloze (Figuur 4) transitie hebben gemist in de jaren 60, in feite een illustratie van het natuurlijke zenit van het Tijdperk van Afscheiding. En we hebben er een glimp van kunnen waarnemen, ook nog! We vingen een glimp op van een mooiere wereld, zo dichtbij. De hippies zagen het en leefden het gedurende een paar stralende momenten, maar de oude verhalen waren te sterk. In plaats van dat de hippies ons een nieuwe wereld introkken, trokken wij hen weer terug in de onze.

Hoe langer het Tijdperk van Afgescheidenheid aanhoudt, des te traumatischer zal de transitie zijn, en des te dieper en abrupter de terugval naar de basis. In het uiterste geval zal het de calamiteit van Figuur 3 benaderen. Daarom is het zo belangrijk te beschermen wat we kunnen van wat er nog aan gemeenschapsgoed resteert, groei te beperken en echte rijkdom te waarborgen zodat we na de botsing door kunnen leven – “de crash te bespoedigen en de ernst ervan te verzachten”. Zelfs nu, veertig verspilde jaren na het Grote Ontwaken van de jaren 60, is het nog altijd niet te laat voor een zachte landing.

KRIMPEND GELD, GROEIENDE RIJKDOM

Economische recessie is tegenwoordig de boeman van beleidsmakers, die dit begrijpelijkerwijs associëren met werkeloosheid, armoede, en sociale onrust. Ik heb al uitgelegd hoe een systeem van negatieve rente krediet laat circuleren, zelfs in een krimpende economie, terwijl het polarisatie van rijkdom en een deflatoire spiraal vermijdt. Desondanks zouden velen ontzet zijn door een oproep tot negatieve economische groei: betekent dat immers niet, per definitie, dat de maatschappij armer wordt? Betekent het niet, per definitie, dat het aanbod aan goederen en diensten dat voor het algemene nut beschikbaar is, afneemt?

Nee, dat betekent het niet. Negatieve economische groei brengt geenszins een neergang in rijkdom met zich mee, noch een neergang in de beschikbaarheid van wat we “goederen en diensten” noemen. Ter herinnering: goederen en diensten worden thans gedefinieerd als dingen die uitgewisseld worden voor geld. Als ze zouden worden verstrekt door middel van een ander, niet-monetair, mechanisme, dan zou de statistische economie kunnen krimpen, zelfs als de echte economie –datgene wat mensen maken en doen voor elkaar- rijker wordt.

Ik zal er niet om heen draaien: in dit boek roep ik op tot economische krimp, een krimpen van de economie, een recessie die decennia of eeuwen aan kan houden. Het is duidelijk dat het woord “recessie” thans negatieve connotaties heeft, hoewel het eigenlijk gewoon een tijd van terugtrekking betekent. Ik zeg zeer nadrukkelijk niet dat we wat offers zullen moeten brengen ten aanzien van onze kwaliteit van leven, in het belang van de planeet. We hoeven, veeleer, slechts de rol van het geld te reduceren. Als onze toekomst een diversificatie van de wijzen van menselijk delen omvat, dan zal economische groei niet langer dezelfde betekenis hebben als nu. We hoeven niet altruïstischer en opofferingsgezinder te worden, aan ons eigen belang voorbij te gaan ten bate van anderen. Hoe stevig houden we vast aan de gelijkstelling van geld en zelfbelang! Maar zo zal het niet langer zijn. Laat me aan de hand van een paar voorbeelden aantonen hoe we allemaal rijker kunnen worden door de inkrimping van het rijk van het geld.

Er is tegenwoordig al een uitgebreide software industrie waar met zeer weinig geld wordt gewerkt. Ik schreef dit boek op OpenOffice, een software pakket dat beschikbaar is tegen een vrijwillige bijdrage en dat grotendeels geschreven werd door een gemeenschap van onbetaalde programmeurs. Je zou kunnen zeggen dat deze programmeurs niet met geld werden “betaald”, maar met de waardering van hun gemeenschap, een soort van sociale valuta. Ik geef er de voorkeur aan hun productiviteit te zien als een geefeconomie, die op natuurlijke wijze respect en dankbaarheid van de leden van de gemeenschap genereert. Hoe dan ook, deze wijze van productie komt niet tot uitdrukking in BBP statistieken. We kunnen simpelweg een krimpende “economie” hebben die steeds meer, en steeds betere, producten als deze aanbiedt. En hoe meer er daar van zijn, des te minder geld we nodig hebben; en des te minder geld we nodig hebben, des te meer vrije tijd hebben we; hoe meer vrije tijd we hebben, hoe meer we het ons kunnen veroorloven om onze eigen bijdragen aan de geefeconomie te leveren.

Voor veel categorieën van goederen zijn de marginale productiekosten inmiddels praktisch nul. Dit geldt voor bijna alle digitale producten, zoals software, muziek, films, enzovoort. Er kunnen aanzienlijke kosten gemoeid zijn met de productie van de eerste eenheid, maar daarna bedragen de kosten per unit in feite nul. De industrie heeft zodoende geprobeerd een artificiële schaarste te creëren door middel van copyright bescherming, regelingen voor het beheer van digitale rechten, etc. Het is nogal irrationeel dat de enige manier die we hebben om de makers van digitale inhoud te belonen is het aan minder mensen te geven dan er van profiteren kunnen. Iedere persoon zou toegang kunnen hebben tot elke film, liedje, en software programma dat er is, en het zou de producenten niet meer kosten dan het nu kost. Niet-schaarse goederen zouden niet moeten worden onderworpen aan betaling in schaarse valuta. En inderdaad, veel producenten van niet-schaarse goederen hebben het opgegeven om te proberen hun artificiële schaarsheid in stand te houden en proberen in plaats daarvan geld te verdienen door het vragen van vrijwillige betalingen, het verkopen van advertenties, of kosten in rekening te brengen voor technische ondersteuning, training, of in het geval van muziek, live concerten. Tijd, aandacht, ruimte in een concertzaal, en zo voorts zijn allemaal schaarse middelen, en passen veel makkelijker in het rijk van geld. Niettemin is het netto resultaat economische krimp: zoals een schrijver het stelt,

Hun basis idee, dat geweldig is zover het gaat, is om vrije inhoud te gebruiken om betaalde hulpdiensten mee te laten liften: Linux distros [distributies] die technische ondersteuning en maatwerk aanbiedt, muziekmaatschappijen die gecertificeerde authentieke kopieën verkopen, verkrijgbaar op een handige locatie, het verkopen van concertkaarten door middel van phishing, enz. Eén ding echter dat ze niet adequaat aan kunnen pakken is dat het totale bedrag aan cash geld dat afkomstig is van die ondersteunende diensten minder is dan wat eigendomsinhoud ooit binnen bracht…. de Encarta verkoop bracht niet evenveel geld op als de ruilwaarde die het voor Britannica c.s. vernietigde. En Wikipedia vernietigde miljarden netto geldwaarde voor zowel hard-copy encyclopedieën als Encarta. 3)

Als deze trend zich doorzet (en het lijkt zich te verspreiden nu meer en meer traditionele media online gaan), zullen we inderdaad een perfect voorbeeld zien van grotere rijkdom die gepaard gaat met een kleinere (geld) economie.

Digitale goederen zijn een extreem voorbeeld van een meer algemeen verschijnsel. Vele andere producten verschuiving in de richting van bijna-nul marginale kosten. De echte marginale productiekosten van de meeste farmaceutische medicijnen is slechts centen per pil. Zelfs industriële bulkgoederen zoals schroeven kosten veel minder dan in het verleden, niet alleen in termen van geld en menselijke arbeid maar zelfs, soms, in termen van benodigde energie. Dit is zo vanwege de accumulatie van decennia of eeuwen van innovatie. Het is een ander aspect van onze goddelijke erfenis –in dit geval eerder van cultuur dan van natuur- waarvan alle menselijke wezens verdienen te profiteren.

De evolutie naar heilige economie vormt een geheel met een meer algemene beschavings-transformatie. Parallelle veranderingen vinden plaats in geneeskunde, educatie, landbouw, beleid, wetenschap, en elk ander instituut van onze cultuur. Veranderingen in elk gebied versterken veranderingen in de rest. Dit geldt voor de economische effecten van de verschuiving naar natuurlijke geneeskunde. Niet meer dan een eeuw of twee geleden betaalden slechts zeer weinig mensen voor medische zorg, waarin werd voorzien door een informeel netwerk van volksgenezers, kruidendokters, en voor de meest gebruikelijke kwalen, grootmoeders en buren. Kennis van kruiden was wijd verbreid en gewoonlijk gepraktiseerd zonder betaling. Zelfs als het geheel geprofessionaliseerd zou zijn, is de potentiële winst van kruidengeneeskunde (en de meeste andere vormen van natuurlijke geneeskunst) veel lager dan die van hightech geneeskunde. Vergeleken met de complexe, hightech processen die in farmaceutische medicatie worden geïnvesteerd, is kruiden- medicatie goedkoop te produceren. Veel van de beste medicinale planten zijn alomtegenwoordige ‘onkruiden’. Een verschuiving naar kruidengeneeskunde, homeopathische geneeskunde, en de ontelbare lichaam-geest modaliteiten die tegenwoordig opbloeien beloven economische krimp, doch betekenen geen reductie in onze kwaliteit van leven.

Een ander gebied van economische krimp is architectuur en stedelijk ontwerp. Behalve dat deze ons van gemeenschap, natuur en plaats loskoppelen, eisen de expansieve, vervreemdende suburbs van de laatste twee generaties enorme consumptie van natuurlijke bronnen op. Nu echter herontdekken planners en bouwers de deugden van hoge-dichtheid stedelijke ontwerpen, kleinere woningen, massa-transit-vriendelijke ontwerpen, en multifunctionele projecten die niet zoveel autorijden vereisen. Al deze veranderingen veroorzaken economische krimp: er zijn minder “goederen” zoals wegen, benzine, bouwmateriaal en zo voort nodig. Met meer levendige publieke ruimten, hebben mensen ook minder behoefte om in enorme privé ruimten te wonen. Mensen die in gemeenschap leven zijn minder afhankelijk van extern geproduceerd vermaak en hebben meer gelegenheid te delen en elkaar bij te staan. Dat alles betekent een afname van geld-bemiddelde activiteit.

DISINTERMEDIATIE EN DE P2P REVOLUTIE

Een andere bron van economische krimp is de disintermediatie die het internet mogelijk heeft gemaakt. Disintermediatie verwijst naar de eliminatie van intermediairs: agenten, makelaars, bemiddelaars, en zo voorts. Neem het voorbeeld van Craigslist, die volgens een schatting 10 miljard dollar aan jaarlijkse inkomsten van rubrieksadvertenties heeft vernietigd, en dit verving door slechts 100 miljoen aan eigen inkomsten. 5) Google heeft adverteren ook efficiënter (goedkoper) gemaakt, niet alleen haalt Google advertentie inkomsten bij bestaande media weg, maar ook werden de totale advertentie uitgaven over de gehele breedte van het bedrijfsleven gereduceerd. (Totale adverteeruitgaven voor alle media tezamen zakte 9 procent in 2009). Nu adverteren goedkoper is geworden, is het natuurlijk ook meer alomtegenwoordig; ondanks alles had de totale omvang van de reclame industrie een piek. Ja, we gaan door de tijd van “piek adverteren” nu het ‘gemeenschapsgoed’ van de aandacht van het publiek verzadigd is. Ik hoop dat je niet al te treurig bent over het einde van de groei in reclame, hetgeen een grote bijdrage heeft geleverd aan groei van het BBP. Tegelijkertijd worden veel traditionele functies in reclame en marketing die ooit betaalde diensten waren nu gratis vervuld door sociaal netwerken. Op gelijke wijze heeft de blogsfeer veel van de functies van traditionele nieuwsdistributie overgenomen, maar opnieuw tegen veel lagere kosten. Hetzelfde geldt voor reisbureaus, effectenhandel, en veel andere bedrijfstakken waar makelaars en agenten niet langer noodzakelijk zijn. Al deze factoren dragen bij aan economische deflatie.

Disintermediatie en open source software maken beiden deel uit van een meer algemeen verschijnsel: de peer-to-peer (P2P) revolutie. Om de oudere en meer hiërarchische en gecentraliseerde structuren van distributie, circulatie en productie te beheren was heel veel geld en menselijke inspanning nodig. Bovendien isoleerden de aard van die activiteiten mensen van elkaar binnen smalle specialismen, waardoor uitwisseling van giften onmogelijk werd.

Disintermediatie tast zelfs het krediet systeem aan en werpt de traditionele rol van banken omver als financiële intermediairs die investeerders en leners met elkaar verbindt. Bedrijven omzeilen banken door financiering direct van geldmarkten te verkrijgen, terwijl nieuwe P2P leenwebsites zoals LendingClub en Prosper.com individuen thans direct van elkaar kunnen laten lenen. Commerciële krediet-afwikkelings-kringen, wederzijdse factoringsystemen, en commerciële ruilnetwerken, die ik later zal bespreken, zijn andere manieren waarop informatietechnologie de rol van gecentraliseerde intermediaire instituten reduceert. Al deze ontwikkelingen zullen het BBP verlagen doordat ze de uitgaven op “financiële diensten” reduceren.

Omdat deze steeds goedkopere “informatie-economie” dienstverlening een productiefactor in vrijwel elke andere sector is, is de krimp alhier besmettelijk. Dat geldt zelfs voor industrieën die wij beschouwen als groei-industrieën. In 2000, bijvoorbeeld, werd 371 miljard uitgegeven aan PC hardware, inclusief printers, service, en data opslag. In 2009 was dit gekrompen naar 326 miljard. Deze daling is, uiteraard, niet vanwege het feit dat we minder computers kopen; het is omdat de kosten enorm zijn gedaald.

Het meest gebruikelijke winst model op het internet is het verkopen van advertenties, feitelijk de omvang van de volledige digitale economie begrenzend tot het reclameniveau dat de fysieke economie kan onderhouden. Maar het internet kannibaliseert zelfs zichzelf: websites die gratis productrecensies en prijsvergelijkingen aanbieden maken juist de advertenties die hen ondersteunen overbodig.

Wat er gebeurt is, dat het zakelijke model dat heel de geschiedenis van de mensheid heeft gewerkt (vindt iets dat mensen voor zichzelf of elkaar doen in een geefeconomie, haal het bij ze weg, en verkoop het dan terug) wordt omgekeerd. Het internet maakt het voor mensen weer mogelijk dingen voor zichzelf en elkaar te doen zonder ervoor te betalen. Eric Reasons merkt op,

Misschien is de reden dat we zoveel moeite hebben om internet diensten als Twitter, Facebook, en YouTube te gelde te maken wel dat er geen geld mee verdiend kan worden… of in elk geval niet vervangende tarieven voor de industrieën en diensten die ze verdringen. Dit is precies wat de gedrukte media aan den lijve ondervinden nu ze proberen naar een online model over te stappen. 6)

Het internet is een participerende geef-economie, een P2P netwerk waarin geen consistent onderscheid is tussen een producent en een consument. Wanneer we nieuws, product aanbevelingen, muziek, enzovoort, met onze online netwerken delen, dan brengen we niemand kosten in rekening voor onze ”informatie diensten”. Het is een geefeconomie. De inhoud van de meeste websites is eveneens gratis. Reasons concludeert,

Ons werd verteld te geloven in onze toekomst in een kenniseconomie, maar niemand heeft nog ontdekt hoe daar echt geld mee te verdienen. Van degenen die er geld aan verdienen (Craigslist, Google), gaat het om centen per dollar in de oude markten die ze hebben verstoord of praktisch geëlimineerd met hun innovatie. Dit is niet omdat we nog niet het juiste verdienmodel gevonden hebben. Het is omdat innovatie leidt tot efficiency en niet groei, en dat oefent deflatoire druk uit op opgeblazen bedrijfstakken. Bovendien wordt dit grotendeels door ons, de eindgebruiker, gedaan, in onze vrije tijd, omdat we willen creëren en delen, niet louter consumeren.

Terwijl een heroriëntatie op een participerende geef-economie nieuw is, maken de dreiging van overcapaciteit en gebrek aan werkgelegenheid kapitalisme het al eeuwenlang moeilijk, wat aangeeft dat we niet zo hard hoeven te werken als we doen om levens van mensen te onderhouden. Inderdaad, de naderende komst van een tijdperk van vrije tijd ligt al voor ons sinds de eerste industriële machines in gebruik werden genomen, machines die “het werk van duizend man” konden doen. De impliciete belofte echter, dat we spoedig allemaal nog maar een-duizendste zo hard zouden hoeven werken, toont geen tekens van manifestatie. En hier ben ik die dit opnieuw belooft. Zal deze visie eveneens een illusie blijken te zijn? Nee. Het cruciale verschil is dat we ons niet zullen verlaten op alleen technologische verbeteringen in efficiency om zo meer vrije tijd mogelijk te maken. De sleutel is krimp, niet efficiency. Het doet erg onlogisch aan: dat krimp –economische recessie- echte welvaart voor velen zal inluiden.

In een groei-economie wordt het werk, dat door technologische vooruitgang vrij had kunnen worden, in plaats daarvan gewijd aan de productie van meer en meer spullen. Als het in 1870 tien werkuren kostte om de noodzakelijke levensbehoeften voor het leven van een huishouden te produceren, en vandaag is er één werkuur nodig om dezelfde kwantiteit van dingen te produceren, dan spant ons systeem samen om ons net zoveel te doen laten consumeren als tien huishoudens in 1870. We horen spreken over de Amerikaanse consument, de motor van de groei van de wereldeconomie. Impliciet hierin is een visie van welvaart die wordt geïdentificeerd met eindeloos versnellende consumptie. Elke maand een nieuwe computer, ieder jaar een nieuwe auto, elke vijf jaar een groter huis –nieuw, meer, groter, beter. Het lijkt idioot, maar dit is economisch noodzakelijk in ons huidige systeem aangezien deflatie op de loer ligt, in afwachting van de dag dat consumptie achterblijft bij de groei van productiviteit.

Ik voorzie geen abrupte transitie naar de economie die ik beschrijf. Laten we onze milde inborst koesteren en toestaan dat de gewoonten van slavernij reeds lange tijd bestaan en enige tijd nodig zullen hebben om zich af te wikkelen. Ik voorzie een krimpgraad van rond de 2 procent, zodat ons gebruik van ruwe materialen, onze vervuiling van de lucht en het water, en onze tijd besteed aan werken voor geld niet liefde per generatie met ongeveer de helft zakt, tot uiteindelijk het tempo van de krimp afneemt, en de economie een evenwicht in verhouding met de planeet nadert, een paar honderd jaar na nu.

Het systeem dat ik beschreven heb biedt een alternatief voor deze toekomst van groter, beter, en meer, gevolgd door catastrofale ineenstorting. Negatieve rente laat productieve investeringen doorgang vinden, en laat geld circuleren, zelfs wanneer de marginale winst op kapitaal nul is of minder, terwijl valuta waarbij het gemeenschapsgoed als back up fungeert, werk vrijmaakt voor niet-consumptieve doeleinden. In het volgende hoofdstuk zal ik een derde draad in het tapijt beschrijven: het sociale dividend, dat de koopkracht van werkenden bevrijdt van de noodzaak van volledige werkgelegenheid in de geldeconomie.

Noten

  1. Het BBP zal waarschijnlijk sneller en minder geleidelijk inkrimpen dan de bevolking, misschien met 1 tot 2 procent per jaar, oftewel ongeveer de helft per generatie. Dat vindt plaats op globale schaal. In sommige landen zal de groei langer aanhouden dan in andere.

  2. Yong, “Fertility Rates Climb Back up.”

  3. Caron, “Abundance Creates Utility but Destroys Exchange Value.”

  4. Zeker is dat er zaken zijn waar technologische geneeskunde excelleert. Het is inferieur aan kruidengeneeskunde in de behandeling van de meeste van de chronische condities die mensen tegenwoordig teisteren, maar het is ongeëvenaard in de meeste noodgevallen. Ik ben geen voorstander van het beëindigen ervan, maar alleen van een

  5. terugtreding naar het juiste domein. Hetzelfde geldt voor veel van de andere opgeblazen instituties die onze maatschappij domineren.

  6. Jarvis, “When Innovation Yields Efficiency”.

  7. Reasons, “Innovative Deflation”.

Leave a Reply